ECLI:NL:GHSHE:2001:AD5047

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 oktober 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/04989
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 oktober 2001 uitspraak gedaan in het beroep van X B.V. tegen de uitspraak van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst. De zaak betreft een naheffingsaanslag loonbelasting van fl. 2.829,= die door de Inspecteur was opgelegd na een bezwaarschrift van belanghebbende. De mondelinge behandeling vond plaats op 4 september 2001, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door A en de Inspecteur door B, bijgestaan door C.

De feiten van de zaak zijn als volgt: belanghebbende, opgericht op 31 mei 1991, heeft als doel de exploitatie van onroerende zaken en tenniscentra. Voor de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vormen belanghebbende, G B.V. en D B.V. een fiscale eenheid. De aandelen in G B.V. worden gehouden door E (97%) en F (3%). Voor F is een fictief loon van fl. 15.000,= vastgesteld voor werkzaamheden verricht ten behoeve van belanghebbende. De Inspecteur stelde dat bij de bepaling van het fictief loon rekening gehouden moest worden met een bedrag van fl. 14.720,= voor het ter beschikking stellen van een auto aan F, wat leidde tot de naheffingsaanslag.

Belanghebbende heeft geconcludeerd tot vernietiging van de naheffingsaanslag, terwijl de Inspecteur concludeerde tot bevestiging van zijn uitspraak. Het Hof oordeelde dat het standpunt van belanghebbende in strijd was met de tekst van artikel 11a van de Wet LB, waarin staat dat het genot van een ter beschikking gestelde auto niet tot het loon behoort. Het Hof bevestigde de bestreden uitspraak en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten van belanghebbende. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door R.J. Koopman, lid van de kamer, in aanwezigheid van A.W.J. Strik, waarnemend-griffier.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 98/04989
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
U I T S P R A A K
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, negende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de haar opgelegde naheffingsaanslag in de loonbelasting en premie volksverzekeringen over het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 1997, aanslagnummer .
1. Ontstaan en loop van het geding
De naheffingsaanslag loonbelasting ten bedrage van fl. 2.829,= is, na een door belanghebbende daartegen ingediend bezwaarschrift, bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 4 september 2001 te
's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende A en namens de Inspecteur B, bijgestaan door C.
2. Feiten
Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.1. Belanghebbende is opgericht op 31 mei 1991 en heeft ten doel de exploitatie van onroerende zaken in het algemeen zomede de exploitatie van tenniscentra in de ruimste zin des woords in het bijzonder.
2.2. Het maatschappelijk aandelenkapitaal bedraagt
fl. 100.000,=. Hiervan is fl. 40.000,= geplaatst en volgestort. De aandelen zijn in handen van G B.V.. Voor de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vormen belanghebbende, G B.V. en D B.V. een fiscale eenheid.
De aandelen in G B.V. worden gehouden door E (97%) en F (3%).
2.3. Voor F is ter zake van de werkzaamheden verricht ten behoeve van belanghebbende, in onderling overleg tussen partijen, een fictief loon vastgesteld van
fl. 15.000,=.
Door belanghebbende was aan F voor haar werkzaamheden een auto ter beschikking gesteld, welke ook voor privédoeleinden mocht worden gebruikt.
2.4. De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de bepaling van het fictief loon ter zake van het door belanghebbende aan F ter beschikking stellen van een auto rekening moet worden gehouden met een bedrag van fl. 14.720,= en de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.
Bij de bestreden uitspraak heeft de Inspecteur dit standpunt gehandhaafd.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1. Partijen hebben ter zitting verklaard dat uitsluitend in geschil is het antwoord op de vraag of bij de bepaling van het fictief loon in de zin van artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet LB) rekening moet worden gehouden met het voordeel dat de werkneemster geniet doordat haar door de werkgever een personenauto ter beschikking wordt gesteld.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Zij hebben daaraan ter zitting geen argumenten toegevoegd.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en van de naheffingsaanslag.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.
4. Overwegingen omtrent het geschil
4.1. Naar het oordeel van het Hof is het standpunt van belanghebbende in strijd met de duidelijke tekst van artikel 11a van de Wet LB, volgens welke niet tot het loon behoort het genot van een ter beschikking gestelde auto.
4.2. De totstandkomingsgeschiedenis van de onderhavige wettelijke bepalingen, te weten artikel 11a en 12a van de Wet LB, bevat ook geen aanwijzing voor een andere lezing.
4.3. Het gelijk is derhalve aan de zijde van de Inspecteur, zodat moet worden beslist zoals hierna vermeld.
5. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van haar beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.
6. Beslissing
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.
Aldus vastgesteld op 4 oktober 2001 door R.J. Koopman, lid van voormelde kamer, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 4 oktober 2001
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.