ECLI:NL:GHSHE:2001:AB2383

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/02511
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in belastingzaak over zelfstandigenaftrek

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 april 2001 uitspraak gedaan over het verzet van belanghebbende, Xte Z, tegen een eerdere beschikking van de voorzitter van de Belastingkamer. De zaak betreft een beroep tegen een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. Belanghebbende was niet verschenen op de mondelinge behandeling die op 31 januari 2001 had plaatsgevonden, ondanks dat zij was opgeroepen. De griffier had op 19 december 2000 een brief verzonden naar het door belanghebbende opgegeven adres, waarin de details van de mondelinge behandeling waren vermeld. De ontvangstbevestiging toonde aan dat deze oproeping op 22 december 2000 was ontvangen door belanghebbende.

De eerdere beschikking verklaarde belanghebbende niet-ontvankelijk in haar beroep, omdat het beroepschrift niet voldeed aan de wettelijke eisen. Het beroepschrift bevatte geen gronden van het beroep en was niet zodanig ingericht dat er een conclusie kon worden getrokken over het belastingbedrag of het belang van het geschil. Belanghebbende heeft verzet aangetekend en stelde dat het beroepschrift wel degelijk gemotiveerd was en dat zij niet in de gelegenheid was gesteld om het beroepschrift nader te motiveren.

Het Hof oordeelde dat de stellingen van belanghebbende niet klopten. Het beroepschrift was gedateerd op 21 augustus 1999 en bevatte geen inhoudelijke motivering. De verwijzing naar een andere procedure was niet voldoende om de gebreken in het beroepschrift te herstellen. Het Hof concludeerde dat belanghebbende wel degelijk in de gelegenheid was gesteld om haar beroepschrift te motiveren, maar dat zij hierin niet was geslaagd. Gelet op deze overwegingen verklaarde het Hof het verzet ongegrond en bevestigde de eerdere beslissing dat belanghebbende niet-ontvankelijk was in haar beroep.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 99/02511
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
U I T S P R A A K
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, negende enkelvoudige Belastingkamer, op het verzet van Xte Z tegen de beschikking van de voorzitter van de Belastingkamer van dit Hof d.d. 10 oktober 2000 op het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid ondernemingen van de rijksbelastingdienst te Y op het bezwaarschrift betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997.
De behandeling van het verzet
Er heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.
Belanghebbende heeft niet gevraagd in de gelegenheid te worden gesteld om te worden gehoord. Desondanks is belanghebbende wel opgeroepen voor een mondelinge behandeling van het verzet op 31 januari 2001 te ’s-Hertogenbosch.
De griffier heeft verklaard dat zij bij op 19 december 2000 naar het door belanghebbende opgegeven adres, A-straat 24, 2332 JG Z, verzonden brief met ontvangstbevestiging, waarvan een afschrift tot de stukken van het geding behoort, heeft kennis -gegeven van plaats, dag en uur der mondelinge behandeling.
Uit de tot de stukken van het geding behorende ontvangstbevestiging blijkt dat evenbedoelde oproeping op 22 december 2000 aan het evenbedoelde adres is uitgereikt aan belanghebbende.
Omdat belanghebbende voor de mondelinge behandeling niet is verschenen en de Inspecteur niet was opgeroepen heeft geen mondelinge behandeling van het verzet plaatsgevonden.
De gronden
1. Bij voornoemde beschikking is belanghebbende niet-ontvankelijk in het beroep verklaard uit overweging dat het beroepschrift naar de eisen van de wet niet volledig is omdat het niet de gronden van het beroep bevat, noch zodanig is ingericht dat er een conclusie uit kan worden getrokken aangaande het belastingbedrag of het belang waarover het geschil loopt.
2. Belanghebbende heeft tegen deze beschikking tijdig verzet gedaan.
3. In het verzetschrift stelt belanghebbende dat
(a) het beroepschrift wel gemotiveerd is, en wel met de stelling dat de aanslag naar een te hoog bedrag is opgelegd doordat de zelfstandigenaftrek ten onrechte is gecorrigeerd,
(b) uit een brief van 28 december 1999 de gronden van het beroep blijken,
(c) belanghebbende door het Hof niet in de gelegenheid is gesteld het beroepschrift nader te motiveren,
(d) belanghebbende niet een tweede (en derde maal) de gelegenheid is geboden het beroepschrift (nader) te motiveren, met vermelding van de gevolgen bij het niet geven van een (nadere ) motivering.
4. De stelling onder a is onjuist. Het beroepschrift, gedateerd 21 augustus 1999, bevat geen enkele inhoudelijke motivering en met name wordt daarin niet gesteld dat de aanslag naar een te hoog bedrag is opgelegd doordat de zelfstandigenaftrek ten onrechte is gecorrigeerd.
5. De brief waarnaar belanghebbende in haar stelling onder b verwijst betreft blijkens de aanhef ervan de oproep in de zaak met kenmerk BK/B-98/01243. De enkele vermelding in die brief dat er nog een procedure van belanghebbende bij het Hof loopt betreffende de aanslag inkomstenbelasting en premieheffing volksverzekeringen 1997 en dat in die procedure "hetzelfde probleem speelt", kan niet worden aangemerkt als een motivering van het onderhavige beroepschrift, laat staan dat aldus de overigens aan het beroepschrift klevende gebreken zouden zijn hersteld.
6. Anders dan belanghebbende onder c en d stelt is zij wel in de gelegenheid gesteld het beroepschrift te motiveren. Bij brief van 10 december 1999 heeft de griffier belanghebbende uitgenodigd de aan het beroepschrift klevende gebreken te herstellen. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekende brief van 25 januari 2000 belanghebbende herinnerd aan eerstvermelde brief en belanghebbende een nieuwe termijn gesteld voor het herstellen van de aan het beroepschrift klevende gebreken. In de brief van 25 januari 2000 staat dat als de gebreken niet binnen de gestelde termijn zijn hersteld het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Dat belanghebbende ervan op de hoogte was dat er nog gebreken kleefde aan haar beroepschrift in de onderhavige zaak blijkt naar het oordeel van het Hof overigens ook uit eerdergenoemde brief van 28 december 1999, waarin zij schrijft dat de motivering en de conclusie in de onderhavige zaak medio 2000 in het bezit van het Hof zullen zijn.
7. Gelet op het hiervoor overwogene is belanghebbende naar het oordeel van het Hof bij de bestreden beschikking terecht niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep. Het verzet moet daarom ongegrond worden verklaard.
De proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
De beslissing
Het Hof verklaart het verzet ongegrond.
Aldus vastgesteld op 5 april 2001 door R.J. Koopman, lid van voormelde kamer, in tegenwoordigheid van K.M.J. van der Vorst, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 5 april 2001
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van dit beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.