ECLI:NL:GHSHE:2001:AB2383
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in belastingzaak over zelfstandigenaftrek
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 april 2001 uitspraak gedaan over het verzet van belanghebbende, Xte Z, tegen een eerdere beschikking van de voorzitter van de Belastingkamer. De zaak betreft een beroep tegen een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. Belanghebbende was niet verschenen op de mondelinge behandeling die op 31 januari 2001 had plaatsgevonden, ondanks dat zij was opgeroepen. De griffier had op 19 december 2000 een brief verzonden naar het door belanghebbende opgegeven adres, waarin de details van de mondelinge behandeling waren vermeld. De ontvangstbevestiging toonde aan dat deze oproeping op 22 december 2000 was ontvangen door belanghebbende.
De eerdere beschikking verklaarde belanghebbende niet-ontvankelijk in haar beroep, omdat het beroepschrift niet voldeed aan de wettelijke eisen. Het beroepschrift bevatte geen gronden van het beroep en was niet zodanig ingericht dat er een conclusie kon worden getrokken over het belastingbedrag of het belang van het geschil. Belanghebbende heeft verzet aangetekend en stelde dat het beroepschrift wel degelijk gemotiveerd was en dat zij niet in de gelegenheid was gesteld om het beroepschrift nader te motiveren.
Het Hof oordeelde dat de stellingen van belanghebbende niet klopten. Het beroepschrift was gedateerd op 21 augustus 1999 en bevatte geen inhoudelijke motivering. De verwijzing naar een andere procedure was niet voldoende om de gebreken in het beroepschrift te herstellen. Het Hof concludeerde dat belanghebbende wel degelijk in de gelegenheid was gesteld om haar beroepschrift te motiveren, maar dat zij hierin niet was geslaagd. Gelet op deze overwegingen verklaarde het Hof het verzet ongegrond en bevestigde de eerdere beslissing dat belanghebbende niet-ontvankelijk was in haar beroep.