ECLI:NL:GHSHE:2001:AB2378

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/01731
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van beroepschrift in belastingzaak en niet-ontvankelijkverklaring

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 april 2001 uitspraak gedaan in het verzet van X B.V. tegen een eerdere uitspraak van het Hof van 22 februari 2001. De zaak betreft de tijdigheid van het ingediende beroepschrift tegen een beschikking van de rijksbelastingdienst over de teruggaaf van reguliere energieheffing. Het beroepschrift, gedateerd 4 mei 2000, is op 12 mei 2000 bij de griffie van het Gerechtshof binnengekomen. Het Hof oordeelt dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend, aangezien de wettelijke termijn voor indiening op 8 mei 2000 eindigde. De belanghebbende heeft aangevoerd dat de envelop waarin het beroepschrift was verzonden niet de juiste envelop was, maar het Hof acht deze stelling niet aannemelijk. Het Hof concludeert dat de belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard in het beroep, omdat het beroepschrift niet binnen de wettelijke termijn is ingediend. De proceskosten worden niet toegewezen, aangezien het Hof geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot het instellen van beroep in cassatie bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 00/01731
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
U I T S P R A A K
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, negende enkelvoudige Belastingkamer, op het verzet van X B.V. te Z tegen de uitspraak als bedoeld in artikel 8:54, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), van de tweede enkelvoudige Belastingkamer van dit Hof van 22 februari 2001, op het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid douane te Y van de rijksbelastingdienst op het bezwaarschrift betreffende de beschikking van 7 april 1999 op het verzoek om teruggaaf van reguliere energieheffing.
De behandeling van het verzet
Belanghebbende is niet ter zitting gehoord, zij heeft niet gevraagd in de gelegenheid te worden gesteld om te worden gehoord.
De gronden
1. Belanghebbende heeft tegen bovenbedoelde uitspraak van het Hof tijdig verzet gedaan.
2. Bij voornoemde uitspraak van het Hof is belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in het beroep, uit overweging dat het beroepschrift niet binnen de wettelijke termijn is ingediend.
3. De uitspraak op bezwaar is gedagtekend 24 maart 2000. De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en eindigde derhalve op maandag 8 mei 2000.
4. Belanghebbendes beroepschrift, gedagtekend 4 mei 2000, is blijkens de daarop voorkomende stempelafdruk van de griffie van het Gerechtshof binnengekomen op 12 mei 2000. De envelop waarin het beroepschrift is verzonden draagt eveneens een stempelafdruk van de griffie van het Gerechtshof met als datum 12 mei 2000. Daarnaast staat op die envelop een stempelafdruk van de PTT met als datum 11 mei 2000.
De aanvulling van het beroepschrift, gedagtekend 10 mei 2000, is blijkens de daarop geplaatste stempelafdruk van de griffie van het Gerechtshof binnengekomen op 16 mei 2000.
5. Belanghebbendes stelling dat de in 4 genoemde envelop niet de envelop van het beroepschrift is maar de envelop van de aanvulling op het beroepschrift acht het Hof niet aannemelijk. Envelop en inhoud plegen immers ter griffie van het Hof op dezelfde dag te worden afgestempeld. Het is daarom aannemelijk dat het beroepschrift (afgestempeld op 12 mei 2000) heeft gezeten in de op dezelfde datum afgestempelde envelop. Het Hof neemt hierbij voorts in aanmerking dat het niet aannemelijk acht dat de aanvulling op het beroepschrift door een medewerker van de griffie van het Gerechtshof wordt gestempeld op 16 mei 2000 en dat de envelop waarin die aanvulling is ontvangen op nagenoeg hetzelfde moment een andere datumstempel krijgt. Het Hof gaat er derhalve vanuit dat het beroepschrift in de in 4 genoemde envelop is verzonden.
6. In de bestreden uitspraak van het Hof is naar het oordeel van het Hof terecht geoordeeld dat het beroepschrift op 12 mei 2000 bij de griffie van het Gerechtshof is binnengekomen en dat niet is gebleken dat het beroepschrift voor 8 mei 2000 ter post is bezorgd. Belanghebbendes beroep is derhalve niet tijdig ingediend.
Niet-ontvankelijkverklaring kan dan ingevolge het bepaalde in artikel 6:11 van de Awb nog slechts achterwege blijven indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest. Hetgeen belanghebbende in het verzetschrift heeft aangevoerd maakt de termijnoverschrijding echter niet verschoonbaar.
7. Uit het vorenoverwogene volgt dat belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard in het beroep zodat het verzet ongegrond is
De proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
De beslissing
Het Hof verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door R.J. Koopman, lid van de negende enkelvoudige Belastingkamer en in tegenwoordigheid van C.A.F.M. Stassen, waarnemend-griffier, in het openbaar uitgesproken op: 10 april 2001
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 10 april 2001
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van dit beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.