ECLI:NL:GHSHE:2001:AB1348
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.J. Koopman
- K.M.J. van der Vorst
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vergrijpboete opgelegd door de Inspecteur wegens grove schuld in belastingaangifte
In deze zaak heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 4 april 2001 uitspraak gedaan in een beroep van X tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Rijksbelastingdienst. De mondelinge behandeling vond plaats op 21 maart 2001, waarbij de Inspecteur werd vertegenwoordigd door A en B, terwijl de belanghebbende niet aanwezig was. Het Hof heeft het beroep verworpen, waarbij het zich heeft gebogen over de ontvankelijkheid van het beroep en de gegrondheid van de opgelegde vergrijpboete. De Inspecteur stelde dat het beroep niet-ontvankelijk was omdat het was ingesteld door A B.V. en niet door de belanghebbende zelf. Het Hof oordeelde echter dat de belanghebbende, hoewel zij de vennootschap vertegenwoordigde, de intentie had om bezwaar en beroep in te stellen. Het Hof concludeerde dat de vennootschap gemachtigd was om namens de belanghebbende op te treden, waardoor het beroep ontvankelijk was.
Vervolgens beoordeelde het Hof de gegrondheid van het beroep. De Inspecteur had een boete van 25% van de nageheven belasting opgelegd, omdat de belanghebbende naar zijn mening grove schuld had getoond door de belasting niet op aangifte af te dragen. Het Hof achtte de door de Inspecteur gestelde feiten bewezen en oordeelde dat de belanghebbende onzorgvuldig had gehandeld door het afdrachtsverschil niet tijdig aan te geven en niet te reageren op het verzoek van de Inspecteur. Het Hof vond geen bijzondere omstandigheden die een andere beoordeling rechtvaardigden en verwierp de stelling van de belanghebbende dat er geen sprake was van opzettelijk foutieve gegevens. Het beroep werd verworpen, en het Hof oordeelde dat er geen termen waren om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten. De griffierechten voor zowel de belanghebbende als het bestuursorgaan werden vastgesteld op ƒ 150,=.