ECLI:NL:GHSHE:2001:AB1037

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 februari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/02530
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht in belastingzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 februari 2001 uitspraak gedaan over het verzet van belanghebbende X tegen de beschikking van de voorzitter van de Belastingkamer van het Hof, gedateerd 10 oktober 2000. De voorzitter had belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep omdat hij het verschuldigde griffierecht van fl. 85,= niet had betaald binnen de gestelde termijn van acht weken na de mededeling van de griffier. Belanghebbende heeft tijdig verzet aangetekend, maar het Hof oordeelt dat de niet-ontvankelijkheid terecht is uitgesproken. De griffier had belanghebbende op 23 maart 2000 aangetekend gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, en de betaling had uiterlijk op 18 mei 2000 moeten plaatsvinden. Tot op heden is er geen bewijs van betaling ontvangen, noch is aangetoond dat het griffierecht zo spoedig mogelijk is gestort. Het Hof concludeert dat het verzet ongegrond is, en dat de voorzitter van de Belastingkamer terecht heeft gehandeld door belanghebbende niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten in belastingzaken en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 99/02530
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
U I T S P R A A K
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, negende enkelvoudige Belastingkamer, op het verzet van X te Z tegen de beschikking van de voorzitter van de Belastingkamer van dit Hof d.d. 10 oktober 2000 op het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen van de rijksbelastingdienst te P op het bezwaarschrift betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997.
De behandeling van het verzet
Er heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.
Belanghebbende heeft niet gevraagd in de gelegenheid te worden gesteld om te worden gehoord.
De gronden
1. Bij voornoemde beschikking is belanghebbende niet-ontvankelijk in het beroep verklaard, omdat hij het ter zake van het beroep verschuldigde griffierecht niet heeft betaald binnen acht weken na de dag van verzending van de mededeling waarin de griffier hem op de verschuldigdheid daarvan heeft gewezen.
2. Belanghebbende heeft tegen deze beschikking tijdig verzet gedaan.
3. Uit het zich in het dossier bevindende afschrift van de nota griffierecht blijkt dat de griffier belanghebbende bij op 23 maart 2000 aangetekend aan belanghebbende aan het door hem in het beroepschrift opgegeven adres verzonden nota op de verschuldigdheid van fl. 85,= griffierecht heeft gewezen.
4. Artikel 5, lid 5, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken schrijft op straffe van niet-ontvankelijkverklaring voor dat het griffierecht binnen acht weken - in casu dus vóór of uiterlijk op 18 mei 2000 - moet worden betaald.
Wanneer het verschuldigde griffierecht is gestort na afloop van genoemde termijn van acht weken - in casu dus na 18 mei 2000 - blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan nog slechts achterwege, indien de belanghebbende aantoont dat het recht is gestort zo spoedig mogelijk als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.
5. Tot op heden is geen betaling van het in de onderwerpelijke zaak verschuldigde griffierecht ontvangen. Voorts is niet aangetoond dat het verschuldigde griffierecht is gestort zo spoedig mogelijk als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.
6. De voorzitter heeft belanghebbende dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard in het beroep, zodat het verzet ongegrond is.
Hetgeen belanghebbende in het verzetschrift heeft aangevoerd doet daar niet aan af.
De proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
De beslissing
Het Hof verklaart het verzet ongegrond.
Aldus vastgesteld op 21 februari 2001 door R.J. Koopman, lid van voormelde kamer, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 21 februari 2001
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van dit beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.