ECLI:NL:GHSHE:2000:AA8915

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/01754
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn in belastingzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 november 2000 uitspraak gedaan in het verzet van belanghebbende E tegen de beschikking van de voorzitter van de Belastingkamer van het Hof, gedateerd 12 september 2000. De zaak betreft een beroep tegen een uitspraak van de Inspecteur over een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De belanghebbende was niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep omdat het beroepschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken na de dagtekening van de uitspraak van de Inspecteur was ingediend. De belanghebbende heeft verzet aangetekend tegen deze beslissing, maar het Hof heeft geoordeeld dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift was overschreden. De termijn eindigde op 4 juni 1999, terwijl het beroepschrift pas op 14 juni 1999 bij de griffie was binnengekomen. Het Hof heeft vastgesteld dat het afschrift van de uitspraak met dagtekening 23 april 1999 tijdig ter post was bezorgd, en dat de belanghebbende niet heeft aangetoond dat hij door ziekte niet in staat was om tijdig te reageren. Het Hof concludeert dat de niet-ontvankelijkheid terecht is uitgesproken en dat het verzet ongegrond is. De proceskosten worden niet toegewezen, en het griffierecht zal aan de belanghebbende worden teruggegeven na onherroepelijkheid van de uitspraak.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 99/01754
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
U I T S P R A A K
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, negende enkelvoudige Belastingkamer, op het verzet van E te K tegen de beschikking van de voorzitter van de Belastingkamer van dit Hof d.d. 12 september 2000 op het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid particulieren van de rijksbelastingdienst te Y (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997.
De behandeling van het verzet
Er heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.
Belanghebbende heeft niet gevraagd in de gelegenheid te worden gesteld om te worden gehoord.
De gronden
1. Bij voornoemde beschikking is belanghebbende niet-ontvankelijk in het beroep verklaard uit overweging dat het beroepschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken na de dagtekening van de uitspraak van de Inspecteur bij de griffie van het Gerechtshof is binnengekomen.
2. Belanghebbende heeft tegen deze beschikking tijdig verzet gedaan.
3. Belanghebbende heeft niet bestreden het in de beschikking vermelde uitgangspunt dat het afschrift van de uitspraak met dagtekening 23 april 1999 ter post is bezorgd en dat het beroepschrift, gedagtekend 10 juni 1999, op 14 juni 1999 bij de griffie van het Gerechtshof is binnengekomen. Nu van de onjuistheid van dit uitgangspunt ook overigens niet is gebleken gaat het Hof van de juistheid daarvan uit.
4. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken; deze termijn eindigde op 4 juni 1999.
Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen (artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb).
5. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de beroepstermijn is overschreden.
Niet-ontvankelijkheidverklaring kan dan ingevolge het bepaalde in artikel 6:11 van de Awb nog slechts achterwege blijven indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest.
6. Hetgeen belanghebbende in zijn verzetschrift aanvoert is onvoldoende voor toepassing van artikel 6:11 van de Awb. Belanghebbende is in de bestreden uitspraak gewezen op de beroepstermijn van zes weken en het beroepschrift is, gelet op de dagtekening ervan en de binnenkomst bij de griffie van het Gerechtshof, verzonden na het einde van de beroepstermijn, zijnde 4 juni 1999.
Belanghebbende, die stelt dat hij sinds december 1999 zwaar ziek is, heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in de periode waarin de beroepstermijn liep door ziekte niet in staat is geweest om zorg te dragen voor tijdige indiening van het beroepschrift door hemzelf of een gemachtigde.
7. Uit het vorenoverwogene volgt dat belanghebbende bij de beschikking van de voorzitter terecht niet-ontvankelijk is verklaard in het beroep. Het verzet is derhalve ongegrond.
De proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
De beslissing
Het Hof verklaart het verzet ongegrond.
Aldus vastgesteld op 27 november 2000 door R.J. Koopman, lid van voormelde kamer, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Het door belanghebbende gestorte griffierecht zal na het onherroepelijk worden van deze uitspraak door de griffier van het Hof aan belanghebbende worden teruggegeven.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 27 november 2000