ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6865
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.J. Koopman
- K.M.J. van der Vorst
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen kosten voor aanmaning en dwangbevel in belastingzaak
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, gaat het om een beroep van de heer A. te E tegen de uitspraak van de Ontvanger van de rijksbelastingdienst. De zaak betreft de kosten die aan belanghebbende in rekening zijn gebracht voor het verzenden van een aanmaning tot betaling en voor het betekenen van een dwangbevel met bevel tot betaling, gerelateerd aan de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1993. De eerste mondelinge behandeling vond plaats op 26 april 2000, waarbij de heer P. namens de Ontvanger aanwezig was. Belanghebbende ontving de oproeping voor deze zitting pas op 1 mei 2000. Een tweede mondelinge behandeling volgde op 12 juli 2000, waarbij belanghebbende werd bijgestaan door mevrouw R. en wederom de heer P. namens de Ontvanger aanwezig was.
De kern van de zaak draait om de vraag of de Ontvanger de kosten voor aanmaning en betekening terecht in rekening heeft gebracht. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze kosten, welke door de Ontvanger als aanmaningskosten en betekeningskosten zijn aangeduid. De wetgeving biedt de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen aanmaningskosten en administratief beroep tegen betekeningskosten. Het Hof oordeelt dat de Ontvanger in zijn uitspraak ten onrechte beide kosten in één beslissing heeft behandeld, terwijl de wet voorschrijft dat dit in afzonderlijke uitspraken moet gebeuren. Dit leidt tot de conclusie dat de uitspraak van de Ontvanger vernietigd moet worden.
Het Hof benadrukt dat de Ontvanger belanghebbende de gelegenheid had moeten geven om het verzuim te herstellen, zoals voorgeschreven in de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak van het Hof is op 26 juli 2000 gedaan, waarbij de kosten voor de behandeling van het beroep door belanghebbende zijn vastgesteld op nihil. Het proces-verbaal van deze mondelinge uitspraak is opgemaakt door R.J. Koopman, lid van de Kamer, en K.M.J. van der Vorst, waarnemend-griffier, en is op 3 augustus 2000 aan de partijen verzonden.