ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6865

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 juli 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/03572
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen kosten voor aanmaning en dwangbevel in belastingzaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, gaat het om een beroep van de heer A. te E tegen de uitspraak van de Ontvanger van de rijksbelastingdienst. De zaak betreft de kosten die aan belanghebbende in rekening zijn gebracht voor het verzenden van een aanmaning tot betaling en voor het betekenen van een dwangbevel met bevel tot betaling, gerelateerd aan de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1993. De eerste mondelinge behandeling vond plaats op 26 april 2000, waarbij de heer P. namens de Ontvanger aanwezig was. Belanghebbende ontving de oproeping voor deze zitting pas op 1 mei 2000. Een tweede mondelinge behandeling volgde op 12 juli 2000, waarbij belanghebbende werd bijgestaan door mevrouw R. en wederom de heer P. namens de Ontvanger aanwezig was.

De kern van de zaak draait om de vraag of de Ontvanger de kosten voor aanmaning en betekening terecht in rekening heeft gebracht. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze kosten, welke door de Ontvanger als aanmaningskosten en betekeningskosten zijn aangeduid. De wetgeving biedt de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen aanmaningskosten en administratief beroep tegen betekeningskosten. Het Hof oordeelt dat de Ontvanger in zijn uitspraak ten onrechte beide kosten in één beslissing heeft behandeld, terwijl de wet voorschrijft dat dit in afzonderlijke uitspraken moet gebeuren. Dit leidt tot de conclusie dat de uitspraak van de Ontvanger vernietigd moet worden.

Het Hof benadrukt dat de Ontvanger belanghebbende de gelegenheid had moeten geven om het verzuim te herstellen, zoals voorgeschreven in de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak van het Hof is op 26 juli 2000 gedaan, waarbij de kosten voor de behandeling van het beroep door belanghebbende zijn vastgesteld op nihil. Het proces-verbaal van deze mondelinge uitspraak is opgemaakt door R.J. Koopman, lid van de Kamer, en K.M.J. van der Vorst, waarnemend-griffier, en is op 3 augustus 2000 aan de partijen verzonden.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 98/03572
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, negende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer A. te E tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen te H van de rijksbelastingdienst (hierna: de Ontvanger) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem in rekening gebrachte kosten voor het verzenden van een aanmaning tot betaling en op het beroepschrift van belanghebbende tegen de hem in rekening gebrachte kosten voor het betekenen van een dwangbevel met bevel tot betaling, een en ander ter zake van de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1993.
DE MONDELINGE BEHANDELING:
De eerste mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 26 april 2000 te 's-Hertogenbosch.
Daar is toen verschenen en gehoord de heer P., namens de Ontvanger.
Na deze mondelinge behandeling is gebleken dat belanghebbende de oproeping ervoor eerst op 1 mei 2000 heeft onvangen.
Vervolgens heeft een tweede mondelinge behandeling van de zaak plaatsgehad op 12 juli 2000 te Eindhoven. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, tot bijstand vergezeld van mevrouw R., alsmede de heer P., namens de Ontvanger.
Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 26 juli 2000, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
DE BESLISSING:
Het Hof vernietigt de uitspraak van de Ontvanger.
DE GRONDEN:
(1) Belanghebbende is bij brief van 8 april 1998, binnengekomen bij de Ontvanger op 10 april 1998, opgekomen tegen - onder meer - de aan hem in rekening gebrachte "invorderingskosten". Terecht heeft de Ontvanger deze brief opgevat als te zijn gericht tegen zowel de aan belanghebbende bij de aanmaning tot betaling van 20 februari 1998 door de Ontvanger in rekening gebrachte kosten voor het verzenden van een aanmaning tot betaling, ten bedrage van f 20,-- (verder te noemen: de aanmaningskosten), als tegen de aan belanghebbende bij dwangbevel van
13 maart 1998 door de Belastingdeurwaarder in rekening gebrachte kosten voor het betekenen van een dwangbevel met bevel tot betaling ten bedrage van f 50,-- (verder te noemen: de betekeningskosten).
(2) Tegen het in rekening brengen van aanmaningskosten staat bezwaar open bij de Ontvanger op grond van het bepaalde in artikel 7, eerste lid, van de Kostenwet invordering rijksbelastingen. Tegen het in rekening brengen van betekeningskosten staat op grond van diezelfde bepaling administratief beroep open bij de Ontvanger.
(3) Uit het bepaalde in artikel 24a, eerste lid, Algemene wet inzake rijksbelastingen in samenhang met het bepaalde in de tweede volzin van voornoemd artikel 7, volgt dat de bezwaren tegen twee beschikkingen die niet op een biljet zijn vermeld, niet in één geschrift kunnen worden vervat.
Op grond van het bepaalde in artikel 6:6 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) had de Ontvanger belanghebbende derhalve in de gelegenheid dienen te stellen dit verzuim te herstellen.
(4) In plaats daarvan heeft de Ontvanger ten onrechte in één uitspraak een beslissing gegeven op zowel het bezwaar tegen het in rekening brengen van aanmaningskosten als op het beroep tegen het in rekening brengen van betekeningskosten.
(5) Aan schending van vormvoorschriften kan op basis van artikel 6:22 Awb voorbij gegaan worden indien blijkt dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld. In het algemeen kan deze bepaling worden toegepast in het geval in één uitspraak op bezwaar wordt beslist, waar voorgeschreven is dat de beslissing wordt vervat in twee afzonderlijke uitspraken op bezwaar. In het onderhavige geval kan toepassing van artikel 6:22 Awb echter niet leiden tot het in stand laten van de bestreden uitspraak omdat naar het oordeel van het Hof deze bepaling niet kan worden toegepast in een geval als het onderhavige waarin in één uitspraak wordt beslist op het bezwaar tegen een beschikking van de Ontvanger en op het administratief beroep tegen een beschikking van de Belastingdeurwaarder. Daar komt nog bij dat de Ontvanger bij de bestreden uitspraak alleen in zijn beslissing (dat wil zeggen het dictum) het bezwaar tegen de invorderingskosten heeft afgewezen, terwijl onder die invorderingskosten tevens betekeningskosten waren begrepen waartegen geen bezwaar maar administratief beroep is ingesteld. De Ontvanger zal, indien hij niet besluit tot ambtshalve vernietiging van de beide beschikkingen, belanghebbende in de gelegenheid moeten stellen het bezwaarschrift en het beroepschrift te splitsen. Vervolgens dient alsnog in afzonderlijke uitspraken te worden beslist op het bezwaar tegen het in rekening brengen van aanmaningskosten en op het administratief beroep tegen het in rekening brengen van betekeningskosten. In de procedure betreffende de betekeningskosten zal de Ontvanger in beginsel, naast belanghebbende, tevens de Belastingdeurwaarder op de voet van artikel 7:16 Awb in de gelegenheid moeten stellen te worden gehoord.
DE PROCESKOSTEN:
Belanghebbende heeft desgevraagd verklaard geen kosten te hebben gemaakt in verband met de behandeling van het beroep bij het Hof.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 26 juli 2000 door R.J. Koopman, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van K.M.J. van der Vorst, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 3 augustus 2000