ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6248
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van verhuiskosten als ziektekosten in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om de aftrekbaarheid van verhuiskosten als ziektekosten in de zin van artikel 46, lid 3, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Belanghebbende en zijn echtgenote verhuisden in april 1994 van Y naar Z. Door psychische problemen van de echtgenote, die niet kon wennen aan de nieuwe woonplaats, werd op doktersadvies besloten om in oktober 1995 terug te keren naar Y. De vraag die aan het Gerechtshof werd voorgelegd, was of de kosten van deze verhuizing als ziektekosten konden worden afgetrokken.
Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch erkende dat de verhuizing medisch noodzakelijk was, maar oordeelde dat de kosten niet onder de uitgaven van artikel 46, lid 3, van de Wet konden worden geschaard. Het Hof verwees naar eerdere arresten van de Hoge Raad, waarin was vastgesteld dat alleen specifieke uitgaven die verband houden met ziekte, invaliditeit en bevalling als aftrekbaar kunnen worden aangemerkt. Verhuiskosten vallen hier niet onder, zelfs niet als de verhuizing medisch noodzakelijk is.
De mondelinge behandeling vond plaats op 26 april 2000, waarbij zowel belanghebbende als de Inspecteur aanwezig waren. Na de behandeling bevestigde het Hof op 10 mei 2000 de bestreden uitspraak van de Inspecteur. Het Hof oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken een schriftelijk verzoek in te dienen voor vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke.