ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6248

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 mei 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
97/20521
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van verhuiskosten als ziektekosten in de inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om de aftrekbaarheid van verhuiskosten als ziektekosten in de zin van artikel 46, lid 3, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Belanghebbende en zijn echtgenote verhuisden in april 1994 van Y naar Z. Door psychische problemen van de echtgenote, die niet kon wennen aan de nieuwe woonplaats, werd op doktersadvies besloten om in oktober 1995 terug te keren naar Y. De vraag die aan het Gerechtshof werd voorgelegd, was of de kosten van deze verhuizing als ziektekosten konden worden afgetrokken.

Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch erkende dat de verhuizing medisch noodzakelijk was, maar oordeelde dat de kosten niet onder de uitgaven van artikel 46, lid 3, van de Wet konden worden geschaard. Het Hof verwees naar eerdere arresten van de Hoge Raad, waarin was vastgesteld dat alleen specifieke uitgaven die verband houden met ziekte, invaliditeit en bevalling als aftrekbaar kunnen worden aangemerkt. Verhuiskosten vallen hier niet onder, zelfs niet als de verhuizing medisch noodzakelijk is.

De mondelinge behandeling vond plaats op 26 april 2000, waarbij zowel belanghebbende als de Inspecteur aanwezig waren. Na de behandeling bevestigde het Hof op 10 mei 2000 de bestreden uitspraak van de Inspecteur. Het Hof oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken een schriftelijk verzoek in te dienen voor vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 97/20521
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, negende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1995.
De mondelinge behandeling
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 26 april 2000 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.
Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 10 mei 2000, de volgende monde-linge uitspraak gedaan.
De beslissing
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.
De gronden voor de beslissing
1. Belanghebbende en zijn echtgenote zijn in april 1994 verhuisd van Y naar Z. Daar de echtgenote van belanghebbende niet kon wennen in de nieuwe woonplaats, hetgeen zelfs leidde tot grote psychische problemen bij haar, is op doktersadvies besloten weer terug te keren naar Y, hetgeen in oktober 1995 geschiedde.
In geschil is of de kosten samenhangend met de verhuizing aftrekbaar zijn als ziektekosten in de zin van artikel 46, lid 3, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet).
2. Het Hof erkent dat de verhuizing van belanghebbende en zijn echtgenote naar Y medisch noodzakelijk was, maar ziet geen mogelijkheid de hieraan verbonden kosten te brengen onder de uitgaven bedoeld in artikel 46, lid 3, van de Wet.
Zoals reeds is beslist in de arresten van de Hoge Raad van 13 maart 1974, BNB 1974/96 en van 11 april 1979, BNB 1979/144 worden als uitgaven ter zake van ziekte, invaliditeit en bevalling uitsluitend aangemerkt de daarmee verband houdende uitgaven, die in artikel 46, lid 3, van de Wet zijn vermeld en kunnen verhuiskosten daaronder niet worden gerangschikt, zelfs niet als de verhuizing medisch noodzakelijk is.
3. Gelet op het vorenstaande is het gelijk aan de zijde van de Inspecteur. Voor dat geval is niet in geschil dat de bestreden uitspraak moet worden bevestigd.
De proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 10 mei 2000 door R.J. Koopman, lid van voormelde kamer, in tegenwoordigheid van K.M.J. van der Vorst, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 22 mei 2000
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende ¦ 150,=.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van ¦ 150,= verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.