ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6076
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.A. Meijer
- M.W.C. Feteris
- A.C. van Leijenhorst
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van belastingaanslag en vaststellingsovereenkomst in belastingzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 mei 2000 uitspraak gedaan in het beroep van de heer L tegen de uitspraak van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst betreffende de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994. Het Hof heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van fl. 260.791, waarvan fl. 135.070 belast is tegen het bijzondere tarief van 45%. Tevens is bepaald dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van fl. 80 dient te vergoeden.
De zaak kwam aan het Hof na een mondelinge behandeling op 18 april 2000, waarbij belanghebbende en zijn gemachtigde, alsook de Inspecteur, aanwezig waren. Het Hof oordeelde dat de gemachtigde van belanghebbende, mevrouw V, bevoegd was om namens hem een bezwaarschrift in te dienen en een vaststellingsovereenkomst te sluiten. Het Hof verwees naar een eerder arrest van de Hoge Raad, waarin werd bevestigd dat de bevoegdheid tot indienen van een bezwaarschrift ook de bevoegdheid omvat om de belastingplichtige te vertegenwoordigen in verdere procedures.
Belanghebbende had niet aannemelijk gemaakt dat de volmacht aan mevrouw V vóór de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst was ingetrokken. Het Hof concludeerde dat belanghebbende gebonden was aan de overeenkomst die door mevrouw V was gesloten, ondanks zijn bewering dat deze buiten zijn medeweten om was gesloten. Het Hof heeft geen reden gevonden om te twijfelen aan de verklaringen van mevrouw V over haar communicatie met de Inspecteur.
De uitspraak van het Hof benadrukt het belang van de bevoegdheid van gemachtigden in belastingzaken en de gevolgen van het sluiten van vaststellingsovereenkomsten. De beslissing van het Hof is op 11 mei 2000 aan de partijen verzonden, met de mogelijkheid voor belanghebbende om binnen vier weken een schriftelijk verzoek in te dienen voor vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke.