ECLI:NL:HR:1998:AA2269
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Bellaart
- De Moor
- Van Brunschot
- Van Vliet
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag omzetbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 1 augustus 1997, die betrekking heeft op een naheffingsaanslag in de omzetbelasting. De naheffingsaanslag, opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1989 tot en met 31 december 1992, bedroeg in totaal ƒ 67.159,--, bestaande uit ƒ 35.529,-- aan enkelvoudige belasting en ƒ 31.630,-- aan verhoging. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, maar het Hof heeft deze uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot ƒ 25.079,-- aan enkelvoudige belasting en ƒ 11.240,-- aan verhoging. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.
Belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling was belanghebbende niet aanwezig, maar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde A, een belastingadviseur. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de volmacht die aan de gemachtigde was verleend, geldig was en dat het Hof op basis van deze volmacht de gemachtigde gerechtigd achtte om overeenstemming te bereiken met de Inspecteur over het brutowinstpercentage. Dit percentage werd voor de jaren in geschil op 100% gesteld.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende in cassatie verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is op 23 december 1998 openbaar uitgesproken door vice-president R.J.J. Jansen en de overige rechters.