ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6048

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 april 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
97/00715
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep van X N.V. tegen de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 1991

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 april 2000 uitspraak gedaan in het beroep van X N.V. tegen de uitspraak van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst betreffende de aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1991. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 april 2000, waarbij zowel de belanghebbende als de Inspecteur aanwezig waren. Het Hof heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot een belastbaar bedrag van fl. 626,--. Tevens is de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van fl. 75,-- en de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van fl. 3.550,--.

De kern van het geschil betrof de vraag of belanghebbende in België gevestigd was. De Inspecteur stelde dat dit het geval was, terwijl belanghebbende dit ontkende. Het Hof oordeelde dat de door de Inspecteur aangevoerde feiten en omstandigheden onvoldoende waren om te concluderen dat belanghebbende in 1991 naar Belgisch recht in België gevestigd was. Het Hof concludeerde dat belanghebbende op grond van de Nederlandse wetgeving geacht werd in Nederland gevestigd te zijn.

De uitspraak benadrukt het belang van de vestigingsplaats van een onderneming voor belastingdoeleinden en de criteria die daarbij in acht moeten worden genomen. Het Hof heeft vastgesteld dat de Inspecteur niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling, waardoor het gelijk aan belanghebbende werd gegeven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken een schriftelijk verzoek in te dienen voor vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 97/00715
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, derde meervoudige Belastingkamer, op het beroep van X NV te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid grote ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de haar opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1991.
De mondelinge behandeling
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 7 april 2000 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende alsmede de Inspecteur.
Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 21 april 2000, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
De beslissing
Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak, vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar bedrag van
fl. 626,--, waarbij rekening is gehouden met een buitenlandse winst van fl. 81,--, gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van fl. 75,--, veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van fl. 3.550,-- en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die de kosten moet vergoeden.
De gronden voor de beslissing
1. Na de zitting is nog slechts is geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende in België gevestigd is. Deze vraag wordt door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend beantwoord.
Voor het geval deze vraag ontkennend moet worden beantwoord zijn partijen het erover eens dat het belastbaar bedrag over 1991 op fl. 626,-- moet worden gesteld.
Zo deze vraag bevestigend moet worden beantwoord is
de hoogte van de in Nederland belastbare winst in geschil. Voor dat geval concludeert de Inspecteur tot vernietiging van zijn uitspraak en tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar bedrag van fl. 1.000,--.
Belanghebbende concludeert voor dat geval tot vernietiging van de uitspraak en vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar bedrag van fl. 626,--.
2. De Inspecteur heeft bij een controle onderzoek geconstateerd dat in 1991:
"- X N.V. in externe publicaties aangeeft dat het kantoor aan de C de W 1, Q België het hoofdkantoor is van X,
- Dhr. R, de Chief Executive Officer met de meeste bevoegdheden is die Q als thuisbasis heeft,
- De administratie van X N.V. gevoerd wordt in Q,
- De meeste dagelijkse beslissingen van de drie onder 1.4 (toevoeging Hof: van het rapport vestigingsplaatsonderzoek) genoemde personen, voor zover die beslissingen binnen hun bevoegdheden vallen, genomen worden vanuit het hoofdkantoor in Q zo blijkt uit correspondentie,
- De werkmaatschappijen ook steeds rapporteren aan "het hoofdkantoor in Q".".
Op grond van die constateringen stelt de Inspecteur zich op het standpunt "dat Q kan worden aangemerkt als plaats van waaruit de feitelijke leiding gevoerd wordt over X N.V.".
Belanghebbende heeft daartegenover ondermeer gesteld dat moet worden onderscheiden tussen de Europese organisatie van -zoals door de Inspecteur aangeduid- "de X-groep" en het bestuur van belanghebbende als rechtspersoon.
Zij heeft verder aangevoerd dat de fictie van artikel 2, lid 4, van de Wet meebrengt dat belanghebbende geacht wordt in Nederland gevestigd te zijn. Voor een uitzondering daarop moet ten minste komen vast te staan dat belanghebbende naar Belgisch recht in België gevestigd is. Dat was in 1991 naar belanghebbende stelt niet het geval nu de opperste controle over en de vertrekplaats van directieven en dus de reële leidingszetel van belanghebbende zich in 1991 niet in België bevonden.
De door de Inspecteur gestelde feiten en omstandigheden zijn onvoldoende om te kunnen concluderen dat belanghebbende in 1991 naar Belgisch recht in België gevestigd was. De Inspecteur heeft naar het oordeel van het Hof daarmee in elk geval onvoldoende aannemelijk gemaakt dat belanghebbende in 1991 in België haar voornaamste inrichting of zetel van bestuur of beheer als bedoeld in artikel 94 van het (Belgische) Wetboek van de inkomstenbelastingen, zoals dat voor het onderhavige jaar luidde, heeft gehad.
Naar het oordeel van het Hof is het gelijk derhalve aan belanghebbende. Belanghebbende is niet naar Belgisch recht in België gevestigd en wordt (reeds) daarom op grond van artikel 2, lid 4, van de Wet geacht in Nederland gevestigd te zijn. Voor dat geval zijn partijen het erover eens dat het belastbaar bedrag over 1991 op fl. 626,-- moet worden gesteld.
De proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van zijn beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Hof stelt deze kosten vast op 2,5 punten maal fl. 710,-- maal wegingsfactor 2 ofwel fl. 3.550,--.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 21 april 2000 door P.J.M. Bongaarts, voorzitter, A.J. van Soest en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van R.O.J.M. de Windt, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 21 april 2000
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende ƒ 150,--.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van ƒ 150,-- verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.