2. Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1. [appellant] en BM hebben in november 2000 een koop/aannemingsovereenkomst gesloten met betrekking tot een woning in Giessenburg (hierna: de overeenkomst, respectievelijk de woning). De woning is in 2001 opgeleverd.
2.2. Op de overeenkomst is de “GIW-Garantie- en waarborgregeling Eengezinshuizen E.1999” (hierna: de Regeling) van toepassing verklaard. Daarin is bepaald dat tussen partijen gerezen geschillen uitsluitend door middel van arbitrage, met inachtneming van het arbitragereglement van de Stichting Garantie Instituut Woningbouw (hierna: GIW) kunnen worden beslecht.
Het eerste arbitrale geding
2.3. Op 1 mei 2003 heeft [appellant] op grond van de Regeling bij de Afdeling Arbitrage van het GIW een verzoek tot arbitrage ingediend op grond van drie klachten, betreffende, kort samengevat: (i) de tuinmuur, (ii) de achtergevel (scheuren/verzakkingen) en (iii) de isolatiewaarde van de dakconstructie.
2.4. Bij arbitraal vonnis van 19 april 2004 (hierna: het eerste arbitrale vonnis) heeft de arbiter klachten (i) en (ii) gegrond verklaard en BM te dier zake veroordeeld tot zodanig herstel dat alsnog wordt voldaan aan de garantienormen. Klacht (iii) is ongegrond verklaard. Ten aanzien van klacht (i) (de inferieure kwaliteit van de tuinmuur, zie het arbitrale vonnis onder 19.) heeft de arbiter onder meer het volgende overwogen, zakelijk weergegeven:
- [appellant] heeft ter zitting, onder verwijzing naar de door hem gevoerde correspondentie, zijn bezwaren tegen de door BM voorgestelde herstelmethode en het hersteladvies van de deskundige gehandhaafd en uitvoerig toegelicht, stellende dat het plaatsen van een geheel nieuwe muur, vooral om esthetische redenen, een betere oplossing is dan herstel van de huidige muur;
- tussen partijen staat niet meer ter discussie dat de gebreken aan de tuinmuur zodanig zijn dat daardoor sprake is van schending van de garantienormen;
- BM krijgt een prestatieverplichting opgelegd, dat wil zeggen dat zij ervoor moet zorgen dat de muur binnen de gestelde termijn voldoet aan de garantienormen en dat het daarbij aan haar is om te bepalen welke herstelmethode zij kiest en of zij daarbij al dan niet het advies van de deskundige volgt;
- de arbiter gaat om die reden niet in op de technische aspecten van de herstelmethode en de bezwaren van [appellant] daartegen.
2.5. Naar aanleiding van dit eerste arbitrale vonnis heeft BM een plan van aanpak opgesteld en aan [appellant] voorgelegd. Uit het van een overleg op 26 augustus 2004 opgemaakt verslag blijkt dat het probleem aan de achtergevel inmiddels naar tevredenheid van [appellant] is hersteld (klacht (ii)) en dat het geschil zich toespitst op de tuinmuur, waarin scheurvorming is ontstaan. BM is bereid aan het arbitrale vonnis te voldoen, maar [appellant] wil een geheel nieuwe muur en wil ook geen vervangende schadevergoeding. [appellant] heeft zijn onvrede met de gang van zaken nader geuit in zijn brieven aan BM van 6 oktober 2004, 28 november 2004 en 5 december 2004.
Het tweede arbitrale geding
2.6. Op 30 januari 2005 heeft [appellant] een nieuw verzoek tot arbitrage ingediend met betrekking tot de tuinmuur.
2.7. In het arbitraal vonnis van 27 november 2009 (hierna: het tweede arbitrale vonnis) valt te lezen dat [appellant] zich op het standpunt stelt dat herstel niet mogelijk is zonder algehele afbraak en wederopbouw van de muur op de wijze zoals door hem aangegeven en dat herstel volgens de door BM voorgestelde methode onherroepelijk zal leiden tot nieuwe klachten. De arbiter heeft [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht en heeft daarbij onder meer overwogen dat de vordering elk belang ontbeert nu BM reeds is veroordeeld tot herstel maar dat dit herstel nog niet is uitgevoerd door omstandigheden die voor rekening van [appellant] komen. Volgens de arbiter komt de vordering in strijd met de goede procesorde omdat eruit blijkt dat [appellant] het niet eens is met de uitkomst van de eerdere procedure en hij met de onderhavige procedure in wezen beoogt hoger beroep in te stellen, hetgeen in de tussen partijen gesloten overeenkomst nu juist is uitgesloten.
Het derde arbitrale geding
2.8. Op 9 oktober 2007 heeft [appellant] opnieuw een verzoek tot arbitrage ingediend, ditmaal ter zake van tien klachten. De door de arbiter benoemde deskundige J. Fiechter (hierna: Fiechter) heeft zijn bevindingen en conclusies neergelegd in een rapport van 2 april 2008. Voorts heeft Corsmit Raadgevend Ingenieursbureau B.V. (hierna: Corsmit) in opdracht van Fiechter onderzoek verricht en op 12 maart 2008 daarvan rapport uitgebracht.
2.9. Bij het arbitrale vonnis van 27 november 2009 (hierna: het derde arbitrale vonnis) is [appellant] niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van klacht 1 (dakisolatie), nu deze klacht al was afgewezen bij het eerste arbitrale vonnis. Klacht 5 (luchtlekkage achter keukenblok binnenblad) is ongegrond verklaard en klacht 9 is onbesproken gebleven omdat de kwestie inmiddels al was opgelost. De overige klachten (2 tot en met 4, 6 tot en met 8 en 10) zijn gegrond verklaard en BM is te dier zake veroordeeld tot zodanig herstel dat alsnog wordt voldaan aan de garantienormen.
Voorts
2.10. Bij dagvaarding in eerste aanleg heeft [appellant] gevorderd, kort samengevat, 1) vernietiging van het tweede en derde arbitrale vonnis, 2) een bevel aan de Raad van Arbitrage om met inachtneming van de vernietigingen en de daaraan ten grondslag liggende redenen opnieuw recht te doen en 3) een veroordeling van BM tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten ad € 17.500,-, een en ander kosten rechtens.
2.11. Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vorderingen afgewezen.