GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.087.510/01
Zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 255343/HA ZA 02-2757
Rolnummer gerechtshof Amsterdam : 112/05
Rolnummer Hoge Raad : C06/263HR
arrest d.d. 4 september 2012
1. DAGENSTAED INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. EUROTANK AMSTERDAM B.V.,
voorheen genaamd
EUROPOINT TERMINALS NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellanten,
advocaat: mr. M.H.J. van Maanen te ´s-Gravenhage.
de vennootschap naar Belgisch recht
CHUBB INSURANCE COMPANY OF EUROPE S.A.,
gevestigd te Brussel, België,
geïntimeerde,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Europoint en Chubb.
Voor het verloop van het geding in de eerdere feitelijke instanties verwijst het hof naar hetgeen de Hoge Raad dienaangaande in zijn in deze zaak gewezen arrest van 16 mei 2008 heeft overwogen.
Bij genoemd arrest heeft de Hoge Raad het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 8 juni 2006 vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar dit hof.
Bij exploot van 12 mei 2011 heeft Europoint Chubb opgeroepen voor dit hof te verschijnen teneinde met Europoint verder te procederen.
Europoint heeft een memorie na verwijzing genomen, waarna Chubb een antwoordmemorie na verwijzing heeft genomen onder overlegging van producties.
Op 22 mei 2012 hebben partijen hun zaak doen bepleiten, Europoint door mr. Van Maanen voormeld en Chubb door mr. J.T. Suijdendorp, advocaat te Rotterdam, beiden aan de hand van pleitnotities. Van het pleidooi is een proces-verbaal opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd. Met instemming van partijen doet het hof recht op de bij gelegenheid van de pleidooien ingediende kopiestukken
Beoordeling van het hoger beroep na verwijzing door de Hoge Raad
1. Het hof gaat in deze zaak uit van de feiten als vermeld in rov. 3.1 van het arrest van de Hoge Raad.
2. Voor wat betreft de beslissingen die in cassatie niet of tevergeefs zijn bestreden, verwijst het hof naar het arrest van de Hoge Raad en het daarbij vernietigde arrest van het hof Amsterdam. Het hof neemt die beslissingen hier over.
3. Overeenkomstig de door de Hoge Raad in zijn arrest vermelde feiten kan na verwijzing in deze zaak worden uitgegaan van het volgende:
(i) Dagenstaed is 100% aandeelhoudster van Europoint. Europoint beheert een tankopslag- en overslagbedrijf aan de Jan van Riebeeckhavenweg 9 te Amsterdam.
(ii) Dagenstaed is op 31 december 1995 via haar makelaar ABN AMRO Verzekeringen BV (hierna: ABN AMRO) een verzekeringsovereenkomst aangegaan met (onder meer)
Chubb voor de verzekering van gebouwen, bedrijfsuitrusting/inventaris en bedrijfsschade van bovengenoemd tankopslag- en overslagbedrijf tegen een groot aantal met name genoemde evenementen onder polisnummer 6.445.970.7, met toepasselijkheid van de algemene uitgebreide voorwaarden ABN AMRO polis voor gebouwen (hierna: Ugeb. 93), de uitgebreide ABN AMRO polis voor bedrijfsuitrusting/inventaris voor goederen (hierna: UBIG 93) en het clausuleblad CL U 93.
(iii) Artikel 2.1.2 van de Ugeb. 93 en de UBIG 93 luidt als volgt:
"Onder schade door ontploffing wordt verstaan:
Gehele of gedeeltelijke vernieling onmiddellijk veroorzaakt door een eensklaps verlopende hevige krachtsuiting van gassen of dampen, zulks met inachtneming van het hierna bepaalde. Is de ontploffing ontstaan binnen een - al dan niet gesloten - vat, dan is aan het vereiste van een eensklaps verlopende krachtsuiting voldaan, indien de wand van het vat onder de druk van de zich daarin bevindende gassen of dampen (onverschillig hoe deze gassen of dampen zijn ontstaan en onverschillig of zij reeds voor de ontploffing aanwezig waren dan wel eerst tijdens deze ontwikkeld werden) een zodanige scheiding heeft ondergaan dat door het uitstromen van gas, damp of vloeistof uit de door de scheiding gevormde opening, de drukken binnen en buiten het vat eensklaps aan elkaar gelijk zijn geworden. Is dit niet het geval of is de ontploffing buiten een vat ontstaan, dan moet de eensklaps verlopende hevige krachtsuiting de onmiddellijke werking zijn geweest van gassen of dampen, welke door een scheikundige reactie van vaste, vloeibare, gas- of dampvormige stoffen of een mengsel daarvan, zijn ontwikkeld of tot uitzetting gebracht.
De tekst van deze clausule en de daarbij behorende toelichting is op 5 april 1982 onder nummer 275/82 ter griffie van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht gedeponeerd."
(iv) Onder de verzekering is volgens het polisblad Dagenstaed en/of 'wie het in geval van schade zal blijken aan te gaan' verzekerd.
(v) Begin mei 2001 heeft Europoint in opdracht van Peter Cremer GmbH in een landtank met nummer 0231 een partij rietmelasse afkomstig uit India opgeslagen. Op 9 juni 2001 is die melasse uit de tank gespoten (hierna: het incident). Als gevolg van het incident heeft zich in tank 0231 een harde laag van as-achtig materiaal gevormd, is het rondom de tank bevestigde isolatiemateriaal ernstig verontreinigd en zijn de bestrating, goten, riolen en het pomphuis in de tankpit rond de tank ernstig bevuild. Dagenstaed heeft het incident op 12 juni 2001 bij ABN AMRO gemeld en om dekking verzocht onder de bovenbeschreven verzekering.
(vi) ABN AMRO heeft het incident laten onderzoeken door schade-expert Cunningham PolakSchoute BV (hierna: Cunningham). Deze heeft een Voorlopig Rapport van Expertise van 15 juni 2001 aan ABN AMRO doen toekomen. In dit rapport staat - voor zover van belang - het volgende:
"TOEDRACHT
Op 9 juni heeft de dienstdoende wacht om omstreeks 06.15 stoomvorming ontdekt in de buurt van tank H02-31. Vervolgens heeft men een uur later de temperatuur afgelezen van de tank, die op dat moment 95 ºC bleek te zijn. Het verwarmingssysteem op de tank was op dat moment niet ingeschakeld, zodat naar onze vermoedens en naar die van verzekerde de temperatuurverhoging moet zijn veroorzaakt door gisting. Vervolgens is men op de tank geklommen en heeft men een inspectie uitgevoerd vanuit de mangaten. Men zag dat zich een schuimlaag had ontwikkeld, die inmiddels gestegen was tot 1 meter onder de bovenkant van de tank. (...) Inmiddels was rond 13.00 uur de temperatuur opgelopen tot 102 ºC en bleek om omstreeks 13.30 uur dat de vloeistof / het schuimniveau tot direct onder de bovenkant van de tank was gekomen, waarna het via de opening naar buiten liep. Vervolgens, 20 minuten later, spoot uit alle vijf de openingen, inclusief uit de mangaten, de vloeistof onder hoge druk naar buiten. Men sprak van een straal tot 2,5 meter boven de tank direct gevolgd door een knal, gepaard gaande met een uitstroom van gas tot plusminus 8 meter boven de tank. Deze uitstroom duurde enkele minuten. (...) Men heeft niet kunnen voorkomen dat circa 1000 ton melasse is uitgestroomd in de tankput en in de directe omgeving.
OORZAAK
Over de oorzaak bestaat nog geen duidelijkheid. Vermoedelijk is om nog onbekende redenen melasse gaan gisten. Een dergelijk gistingsproces gaat gepaard met temperatuursverhogingen, waarbij gassen vrijkomen die voor drukverhoging in de tank moeten hebben zorggedragen. Wij zullen hier een uitgebreid onderzoek naar verrichten, zonodig in samenwerking met een extern bureau.
OMVANG VAN DE SCHADE
(...) De melasse heeft schade veroorzaakt aan de tank alsmede aan de bestrating, het leidingwerk en het pomphuis. Voorts is een deel van de put verloren gegaan. In hoeverre schade is ontstaan aan het leidingstelsel en de pompkamer is nog niet duidelijk. Ook een mogelijke schade aan de tank als gevolg van de drukverhoging kan pas in een later stadium worden onderzocht. Eerst dient de melasse te worden opgeruimd. (...)"
(vii) Chubb heeft bij brief van 6 november 2001 dekking onder de polis geweigerd.
(viii) De Universiteit van Gent heeft in een rapport van 26 maart 2002 haar onderzoeksbevindingen ter zake van het incident weergegeven. Als conclusie vermelden de onderzoekers:
"Het incident met landtank 231 was te wijten aan de Maillard-reactie die optreedt vanaf een temperatuur van 60-65 ºC. De opwarming van de partij melasse van 45 ºC tot 60-65 ºC is niet eenvoudig te verklaren. Er zijn echter aanwijzingen dat in tank 231 meer anaerobe, microbiële activiteit aanwezig was (pH-daling, ontstaan van organische zuren, en dergelijke), hetgeen de temperatuursstijging kan verklaren. De oorzaak van deze microbiële activiteit is moeilijk vast te stellen, maar zou kunnen verklaard worden door een stijging van de wateractiviteit met uitgroei van latent aanwezige kiemen tot gevolg."
(ix) In opdracht van ABN AMRO heeft de expert […] Hamer & Van Hussen BV (hierna: Hamer & Van Hussen) een voorlopig Rapport van Expertise van 10 april 2002 uitgebracht. De voorlopige conclusies luiden - voor zover van belang - als volgt:
"Voorlopige conclusies:
De melasse welke op 7 mei 2001 (...) in landtank H0231 werd opgeslagen was volgens monsters van Control Union en analyses van [betrokkene 1] in goede conditie en vrij van organismen en mechanismen waardoor de melasse zich zelf zou hebben kunnen opwarmen tot een kritische temperatuur van 60 ºC of meer.
In de melasse in landtank H0231 heeft zich een reactie voorgedaan als gevolg van een te hoge temperatuur (> 60 ºC) waarna er een decompositie van het product plaatsvond, waarbij gas vrijkwam, warmte gegenereerd werd en er aanzienlijke schuimvorming ontstond. De gevormde warmte heeft het proces versneld waarna uiteindelijk de lading met kracht explosief uit de tank werd gedrukt.
Hoe het product die kritische temperatuur van ongeveer 60 ºC heeft kunnen bereiken en hoe snel is vooralsnog onduidelijk. Het is ook onduidelijk of verzekerde voor wat betreft de temperatuur stijging tot 60 ºC iets had kunnen merken. Er zijn allerlei mogelijkheden / scenario's, zoals hierboven aangegeven, denkbaar.
(...)
Samenvattend zijn wij van mening dat oorzaken als gevolg van blootstelling aan te hoge temperatuur via het warm water systeem en instabiliteit van het product onwaarschijnlijk zijn. Meer waarschijnlijk achten wij een oorzaak verband houdend met fermentatie van het product. Dit als gevolg van vervuiling/vermenging."
(x) TNO Nutrition and Food Research (hierna: TNO) heeft in opdracht van Europoint ook onderzoek gedaan naar de oorzaak van het incident en heeft op 18 juni 2002 haar bevindingen gerapporteerd. In een begeleidende brief van dezelfde datum schrijft TNO - onder meer - het volgende:
"On the basis of the investigations conducted it was, among other things, concluded that with respect to the molasses stored in the tank in question a spontaneous and violent decomposition has occurred. Similar phenomena are frequently described in literature. The mechanisms that cause this spontaneous and violent decomposition are referred to as 'Maillard reactions'. Maillard reactions are of a chemical nature. (...)
Europoint requested TNO to evaluate whether the phenomenon of the sudden flood of molasses stored in a tank, present at the premises of Europoint, could meet with the criteria of an explosion as defined in a clause of a certain insurance policy.
(...)
In our opinion, the phenomenon of the sudden flood of molasses stored in a tank, present at the premises of Europoint, as a consequence of 'Maillard reactions', with a sudden release of energy (heat), CO2 and water (steam), can be interpreted such that it meets the criterion mentioned above that 'the sudden vehement expression of force has to be the immediate result of gases and vapours that have developed or expanded as a consequence of a chemical reaction of (...) liquid (...) compounds (...)."
4. Partijen zijn het erover eens dat in deze verwijzingsprocedure vast staat dat het hof Amsterdam terecht heeft geoordeeld dat zich een ontploffing in de zin van de polis heeft voorgedaan, en dat van gehele of gedeeltelijke vernieling in de zin van de polis sprake is. Verder zijn partijen het er over eens dat de vraag die na verwijzing voorligt, is of de vernieling (bestaande in vervuiling met een keiharde ondoordringbare laag gestolde melasse) onmiddellijk veroorzaakt is door de ontploffing (vergelijk memorie na verwijzing onder 18 en memorie van antwoord na verwijzing onder 1). Het hof sluit zich hierbij aan.
5. De hierboven in rov. 4 vermelde vraag dient te worden beantwoord met inachtneming van hetgeen de Hoge Raad in zijn arrest van 16 mei 2008 hieromtrent heeft overwogen. De Hoge Raad heeft dienaangaande de volgende uitgangspunten geformuleerd:
"3.4.2 Het gaat hier om de uitleg van art. 2.1.2 van de polisvoorwaarden, die deel uitmaken van een beurspolis. Nu over dergelijke voorwaarden niet tussen partijen onderhandeld pleegt te worden (en uit de stukken van het geding geen andere conclusie getrokken kan worden dan dat niet gesteld is dat zulks in dit geval anders is), is de uitleg daarvan met name afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en van de in voorkomend geval - zoals ook hier - bij de polisvoorwaarden behorende toelichting.
Voorts dient tot uitgangspunt dat het een verzekeraar vrijstaat om in de polisvoorwaarden de grenzen te omschrijven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen (vgl. HR 9 juni 2006, nr. C05/075, NJ 2006, 326). Dat brengt ook de vrijheid mee om daarbij - op een wijze die voor de verzekeringnemer op grond van voormelde objectieve factoren voldoende duidelijk kenbaar is - binnen een samenhangend feitencomplex slechts aan bepaalde feiten of omstandigheden (rechts)gevolgen te verbinden en aan andere niet, dan wel onderscheid te maken tussen gevallen die feitelijk zeer dicht bij elkaar liggen.
(...)
3.4.4 Het hof heeft zijn conclusie dat de aan verzekerde zaken teweeggebrachte vernieling (bestaande in vervuiling met een keiharde ondoordringbare laag gestolde melasse) "onmiddellijk veroorzaakt" is door de ontploffing, mede gegrond op zijn oordeel dat het gelet op de onderhavige gang van zaken "gekunsteld" is om - met betrekking tot de oorzaak van de vernieling - onderscheid te maken tussen het uitstromen en uitspuiten van melasse enerzijds en het uitspuiten van gassen of dampen anderzijds (rov. 3.17). Dat oordeel geeft evenwel, in het licht van de hiervoor in 3.4.3 geciteerde omschrijving in de polisvoorwaarden van schade door ontploffing en van de daarop betrekking hebbende toelichting waarop Chubb zich heeft beroepen, hetzij blijk van miskenning van de bij de uitleg van een clausule als de onderhavige in acht te nemen uitgangspunten (zie hiervoor in 3.4.2), hetzij is dat oordeel onvoldoende gemotiveerd. Daarbij is mede van belang dat het hof zich niet heeft uitgelaten over de hiervoor in 3.4.3 als laatste geciteerde passage uit de toelichting, zodat onduidelijk is gebleven of die passage naar het oordeel van het hof van belang is voor de uitleg van de ontploffingsclausule (zoals Chubb heeft betoogd maar Europoint heeft betwist) en zo ja, welke betekenis die passage dan voor de uitleg heeft.
Opmerking verdient ten slotte dat de door het hof in rov. 3.17 in aanmerking genomen omstandigheden - dat het uitspuiten van de melasse en van de gassen of dampen "zich afwisselend hebben voorgedaan", dat zij "onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en het gevolg zijn van een en dezelfde scheikundige reactie in de melasse", en dat het uitspuiten van de melasse "(mede) is veroorzaakt door de als gevolg van de chemische reactie vrijkomende gassen en dampen" - gelet op het hiervoor in 3.4.2, tweede alinea, vermelde uitgangspunt op zichzelf niet eraan in de weg behoeven te staan om het uitstromen van melasse aan te merken als (slechts) indirect gevolg van de ontploffing in de zin van de polisvoorwaarden. Of dat het geval is hangt af van uitleg van die voorwaarden aan de hand van de bewoordingen daarvan en de toelichting daarop."
6. Met inachtneming van het voorgaande, oordeelt het hof als volgt. De tekst van art. 2.1.2 Ugeb.93/UBIG93 bepaalt dat de (gehele of gedeeltelijke) vernieling onmiddellijk veroorzaakt moet zijn door de eensklaps verlopende hevige krachtsuiting van gassen of dampen. Uitgaand van het door de Hoge Raad in rov. 3.4.2 vermelde uitlegcriterium, is het hof van oordeel dat de bewoordingen van art. 2.1.2 niet anders kunnen worden begrepen dan dat de vernieling rechtstreeks moet zijn veroorzaakt door die krachtsuiting van gassen of dampen zelf, derhalve niet door tussenliggende factoren.
7. Vast staat dat op 9 juni 2001 melasse uit een tank (0231) is gespoten en dat als gevolg daarvan in tank 0231 een harde laag van as-achtig materiaal is gevormd, het rondom de tank bevestigde isolatiemateriaal ernstig is verontreinigd en dat de bestrating, goten, riolen en het pomphuis in de tankpit rond de tank ernstig zijn bevuild. Europoint heeft gesteld dat zij hierdoor schade heeft geleden, met name bestaande uit opruimingskosten. Naar het oordeel van het hof dient de onderhavige polisvoorwaarde aldus te worden begrepen dat het uitstromen en het vervolgens stollen van de melasse tot een keiharde laag als tussenliggende factoren zijn te beschouwen die de opgetreden schade hebben veroorzaakt. De schade is daarmee niet rechtstreeks ontstaan als gevolg van een eensklaps verlopende hevige krachtsuitoefening van gassen of dampen. Dat betekent dat de schade, als zijnde het indirecte gevolg van de ontploffing, niet voor vergoeding in aanmerking komt.
8. De bovengenoemde lezing van art. 2.1.2 wordt naar het oordeel van het hof bevestigd door de toelichting op deze polisvoorwaarde, welke als volgt luidt:
"[De bepaling] betreft uitsluitend de direkte schade (de gevolgschade is geregeld in (...)). Dit wordt tot uitdrukking gebracht door de woorden "onmiddellijk veroorzaakt", dat wil zeggen dat tussen de expansie van de gassen of dampen enerzijds en de gehele of gedeeltelijke vernieling anderzijds geen andere gebeurtenis mag hebben plaats gehad. Is b.v. door de kogel, afgeschoten uit een jachtgeweer, een ruit vernield, dan is deze vernieling niet "onmiddellijk veroorzaakt" door de expansie van de gassen welke zich in de geweerloop hebben gevormd, maar door het feit dat de ruit door de kogel getroffen is. Wel was de bedoelde expansie de onmiddellijke oorzaak van het wegvliegen van de kogel, maar de desintegratie van de geweerpatroon, welke het gevolg was van het afvuren, is geen "vernieling" van de patroon (daargelaten dat deze desintegratie geen onzeker voorval is in de zin van art. 246 W.v.K.).
Stellen wij hiertegenover het geval van een ketelontploffing, waarbij de ketelwand is verbrijzeld, dan is het duidelijk waarom in het geval van de geweerpatroon niet, in dat van de verbrijzelde ketelwand wél sprake is van "vernieling": de patroon was voor desintegratie bestemd, de ketelwand juist niet.
In het geval van de ketelontploffing is de vernieling van de ketelwand een direkte schade (...), de schade aangericht door rondvliegende scherven een gevolgschade (...). Is de direkte schade gedekt, dan is ook de schade veroorzaakt door rondvliegende scherven gedekt."
9. Door de zinsnede uit deze toelichting dat zich tussen de expansie van gassen of dampen en de vernieling geen andere gebeurtenis mag hebben plaatsgehad, alsmede door de in deze toelichting gegeven voorbeelden, wordt het begrip "onmiddellijk veroorzaakt" naar het oordeel van het hof nog verder verduidelijkt, in die zin dat de schade direct moet zijn veroorzaakt door de expansie van de gassen of dampen en niet indirect door een daarop volgende gebeurtenis. Zoals hiervoor ook reeds is overwogen, is van een dergelijke onmiddellijke oorzaak als bedoeld in de polisvoorwaarden geen sprake, aangezien de schade niet direct is veroorzaakt door de expansie van gassen of dampen, maar indirect vanwege het uitstromen/uitspuiten en vervolgens stollen van de melasse.
10. Hetgeen door Europoint naar voren is gebracht in verband met de ter illustratie gegeven voorbeelden in deze toelichting kan in het licht van het voorgaande in redelijkheid niet leiden tot een andere uitleg van art. 2.1.2. Ook de stelling van Europoint dat - anders dan in het gegeven voorbeeld van een kogel die wordt afgeschoten door een jachtgeweer - geen van de door de explosie in deze zaak vernielde zaken voor desintegratie was bestemd, kan niet tot een ander oordeel leiden. Dit geldt te meer, nu dat aspect in het gegeven voorbeeld kennelijk slechts wordt genoemd in het kader van de betekenis van het begrip "vernieling" in het kader van art. 2.1.2 en derhalve niet in het kader van de uitleg van het onmiddellijkheidsvereiste.
11. Bovendien heeft Chubb zich in de feitelijke instanties nog beroepen op de volgende passage in de toelichting (blz. 4d):
"Vindt in een niet geheel gesloten vat een explosieve reactie plaats, dan is het mogelijk dat de vatwand vernield wordt, maar het is ook denkbaar dat het vat zelf intact blijft en dat de ontwikkelde gassen of dampen door de reeds bestaande opening (b.v. een wijde schoorsteen) worden uitgestoten.
Oefenen de aldus uitgestoten gassen of dampen een vernielende werking op de omgeving uit, dan is er sprake van direkte schade en is ook de door de vernieling veroorzaakte gevolgschade (b.v. bederfschade) gedekt. Is er echter geen sprake van vernieling maar hebben de uitgestoten gassen of dampen er alleen maar toe geleid dat de omgeving met schuim of vloeistof bedekt is geworden, dan kan men niet spreken van gevolgschade in de zin van de ontploffingsclausule. Prealabel is immers de eis dat de druk van de expanderende gassen of dampen zo hevig is geweest dat vernieling is aangericht. Eerst als er vernieling is geweest, kan er sprake zijn van schade welke het gevolg is van vernieling."
12. Chubb heeft ten aanzien hiervan aangevoerd dat deze passage weliswaar betrekking heeft op een specifieke clausule voor gevolgschade die niet in de onderhavige polis is opgenomen, maar dat de polis in de art. 2.2 en 2.3 wel een algemene regeling van gevolgschade kent die inhoudelijk geheel overeenkomt met bedoelde clausule, zodat de toelichting op die clausule ook relevant is voor de uitleg van de onderhavige polis.
13. Het hof is van oordeel dat deze passage een extra aanwijzing geeft voor de uitleg die het hof in het voorgaande heeft gegeven aan art. 2.1.2. Immers, de passage maakt te meer duidelijk dat de onderhavige vernieling (bestaande in vervuiling met een keiharde ondoordringbare laag gestolde melasse) niet is gedekt. Het onderhavige geval laat zich goed vergelijken met het in deze passage beschreven geval dat de uitgestoten gassen of dampen er alleen maar toe hebben geleid dat de omgeving met schuim of vloeistof bedekt is geworden. In de onderhavige zaak is de omgeving bedekt met door de ontploffing uitgestroomde c.q. uitgespoten melasse die is gestold en een ondoordringbare laag heeft gevormd. In dit geval kan men dus - ook ingevolge deze passage - niet spreken van gevolgschade in de zin van de ontploffingsclausule, omdat daarvoor is vereist dat de druk van de expanderende gassen of dampen zo hevig is geweest dat vernieling is aangericht.
14. Europoint heeft nog gesteld dat de uitstroom en uitstoot van de melasse en de daarmee gepaard gaande explosie van gassen en dampen die in de melasse zijn ontstaan een rechtstreeks gevolg zijn van het chemische proces dat in de melasse zelf heeft plaatsgevonden. Mede gelet op al het voorgaande, gaat die stelling naar het oordeel van het hof niet op. Dat de uitstroom c.q. uitstoot van de melasse een rechtstreeks gevolg is van het chemische proces dat in de melasse zelf heeft plaatsgevonden, is immers niet maatgevend. Beslissend is dat tussen de schade, bestaande in vervuiling met een keiharde ondoordringbare laag gestolde melasse, en de explosie van gassen en/of dampen een tussenliggende oorzaak heeft plaatsgevonden, te weten de uitstroom c.q. uitstoot van de melasse die vervolgens is gestold tot een ondoordringbare laag.
Overigens kan op grond van de overgelegde onderzoeksresultaten genoegzaam worden afgeleid dat de gassen en/of dampen die zich door de onderhavige chemische reactie - een zogeheten Maillard-reactie - hebben gevormd als zodanig (in fysieke zin) te onderscheiden zijn van de melasse zelf. Het hof verwijst in dit verband met name naar de onderzoeksresultaten als hierboven geciteerd onder ix en x. Hamer & Van Hussen concluderen onder meer dat er een decompositie van het product (d.w.z. de melasse, hof) plaatsvond, waarbij gas vrijkwam, warmte gegenereerd werd en er aanzienlijke schuimvorming ontstond. TNO spreekt in zijn conclusies van Maillard-reacties met plotseling vrijkomen van energie (warmte), CO2 en water (stoom). Anders dan Europoint kennelijk meent, kan naar het oordeel van het hof dan ook niet worden aangenomen dat de melasse "zichzelf heeft gelanceerd" (pleitnota mr. Van Maanen in de verwijzingsprocedure sub 39).
15. De stelling van Europoint dat indien de uitleg van Chubb ten aanzien van art. 2.1.2 wordt gevolgd, zij jarenlang premies heeft betaald ter afdekking van een gevaar dat zich bij de melassetanks niet kon verwezenlijken, wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen. Chubb heeft er immers - niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken - op gewezen dat eventuele schade door de expanderende druk van de gassen of dampen (en niet door de melasse) wel gedekt zou zijn (zie memorie van antwoord onder 50). Mede bezien in het licht hiervan, acht het hof de vraag of Chubb bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst wel of niet op de hoogte was of had moeten zijn van het gevaar van een Maillard-reactie, dan ook niet doorslaggevend voor de hiervoor bedoelde uitleg van deze bepaling. De stelling van Europoint dat andere verweren van Chubb geen doel hebben getroffen (zie pleitnota van mr. Van Maanen in de verwijzingsprocedure onder 12 e.v.), faalt nu dat op zich niet maatgevend is voor de beslechting van het onderhavige geschilpunt.
16. Ten slotte wordt overwogen dat het lek raken van de verwarmingsspiraal in de betrokken tank op grond van de verzekeringsovereenkomst niet voor vergoeding in aanmerking komt, aangezien Europoint onvoldoende (feitelijk) heeft onderbouwd dat die schade een onmiddellijk gevolg is geweest van de voormelde ontploffing in de zin van de polisvoorwaarden. Zo is niet gesteld of gebleken dat de door Europoint bedoelde tests hebben uitgewezen wat de oorzaak is geweest van het feit dat er geen druk meer in de tank is of kan worden opgewekt. Naar het oordeel van het hof valt dan ook niet uit te sluiten dat de verwarmingsspiraal al voor het voorval defect was zoals door Chubb naar voren is gebracht (vergelijk conclusie van dupliek in eerste aanleg onder 35).
17. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht stuit af op al het voorgaande en behoeft geen afzonderlijke bespreking. De bewijsaanbiedingen van Europoint worden als niet terzake dienend gepasseerd, nu geen feiten en omstandigheden zijn gesteld die indien bewezen kunnen leiden to een andere beslissing.
18. Het hof komt aldus tot de slotsom dat de grieven van Europoint tegen het bestreden vonnis van de rechtbank Amsterdam geen doel treffen. Dit betekent dat het bestreden vonnis (alsnog) zal worden bekrachtigd met wijziging en aanvulling van gronden. Europoint zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het hoger beroep en van de kosten van deze verwijzingsprocedure.
Het hof, rechtdoende na verwijzing door de Hoge Raad:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 augustus 2004;
- veroordeelt Europoint in de kosten van het hoger beroep, tot aan het arrest van het hof Amsterdam d.d. 8 juni 2006 aan de zijde van Chubb begroot op € 291,- aan verschotten (griffierecht) en € 2.682,- aan salaris advocaat;
- veroordeelt Europoint in de kosten van de verwijzingsprocedure, tot op heden begroot op € 666,- aan verschotten (griffierecht) en € 2.682,- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.M. Verbeek, J.J. Roos en L. Reurich, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 september 2012 in aanwezigheid van de griffier.