ECLI:NL:GHSGR:2012:BY7041

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-001090-12
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging met letsel en schade aan goederen in Leiden

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte is beschuldigd van openlijke geweldpleging op 6 juni 2011 te Leiden, waarbij hij samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen een benadeelde partij en een fiets. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit, waarbij hij een fiets heeft opgetild, deze op straat heeft gegooid en de benadeelde partij heeft bedreigd met een stuk hout en een hockystick. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meegewogen is in de strafmaat. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, met een voorwaardelijk deel van 100 uren, en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 329,- toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade. De uitspraak benadrukt de ernst van het gepleegde geweld, vooral gezien de aanwezigheid van omstanders, waaronder kinderen, en de impact op het slachtoffer. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een psychische beperking, bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001090-12
Parketnummer: 09-235225-11
Datum uitspraak: 15 november 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 14 februari 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1989,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 november 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstaf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, waarvan 50 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is er een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 juni 2011 te Leiden met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Calandstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij] en/of een fiets, welk geweld bestond uit het optillen van een fiets en/of (vervolgens) deze fiets (krachtig) op straat gooien en/of (vervolgens) meerdere keren, althans eenmaal, trappen op/tegen die fiets en/of (vervolgens) een stuk hout dreigend in de richting van die [benadeelde partij] houden en/of (vervolgens) een hockystick dreigend in de richting van die [benadeelde partij] houden en/of met die hockystick in het wilde om zich heen slaan en/of die [benadeelde partij] meerdere malen, althans eenmaal, op de rug en/of arm, althans het lichaam slaan en/of (vervolgens) meerdere keren, althans eenmaal, trappen op/tegen een fiets.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 juni 2011 te Leiden met een ander op of aan de openbare weg, Calandstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij] en een fiets, welk geweld bestond uit het optillen van een fiets en vervolgens deze fiets krachtig op straat gooien en vervolgens meerdere keren trappen tegen die fiets en vervolgens een stuk hout dreigend in de richting van die [benadeelde partij] houden en vervolgens een hockeystick dreigend in de richting van die [benadeelde partij] houden en met die hockeystick in het wilde weg om zich heen slaan en die [benadeelde partij] op de rug slaan en trappen tegen een fiets.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu de verdachte zich er niet van bewust is geweest dat hij het geweld met een ander pleegde.
Het hof verwerpt dit verweer nu uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en zijn medeverdachte, hoewel afwisselend, steeds in elkaars bijzijn, naar aanleiding van dezelfde gebeurtenis en in kort tijdsbestek geweld hebben gepleegd tegen het slachtoffer en de fietsen. Uit dit handelen kan naar het oordeel van het hof de bewuste en nauwe samenwerking tussen beide daders worden afgeleid.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, waarvan 50 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging naar aanleiding van een paar fietsen die in de weg zouden hebben gestaan. Bij het geweld waren meerdere omstanders waaronder kinderen aanwezig. Dergelijk geweld veroorzaakt niet alleen bij het slachtoffer, maar ook bij omstanders veel onrust. Daarbij komt in dit geval dat ook letsel en pijn aan het slachtoffer en schade aan zijn goederen is toegebracht.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 oktober 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof heeft bij de op te leggen straf in strafverminderende zin rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken, alsook de omstandigheid dat een taakstraf voor de verdachte - gelet op zijn psychische beperking - relatief zwaar zal zijn.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 329,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 329,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij evenwel aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 329,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c en 22d, zoals zij heden gelden, en de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 100 (honderd) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot 100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van € 329,- (driehonderdnegenentwintig euro) bestaande uit € 129,-(honderdnegenentwintig euro) materiële schade en € 200,- (tweehonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], een bedrag te betalen van € 329,- (driehonderdnegenentwintig euro) bestaande uit € 129,- (honderdnegenentwintig euro) materiële schade en € 200,- (tweehonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door mr. A. Kuijer,
mr. M.I. Veldt-Foglia en mr. C.J. van der Wilt, in bijzijn van de griffier mr. R.W. van Zanten.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 november 2012.