ECLI:NL:GHSGR:2012:BY7035

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-001408-12
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met valse sleutel door meerdere personen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1987 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, is samen met een mededader beschuldigd van een poging tot (gekwalificeerde) diefstal. De tenlastelegging betrof het plegen van een misdrijf waarbij de verdachte op 5 januari 2012 in 's-Gravenhage met een valse sleutel, namelijk een niet voor hem bestemde Bijenkorf creditcard, heeft geprobeerd geld te pinnen uit een geldautomaat van de ABN Amro bank. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, met aftrek van voorarrest.

Tijdens de zitting heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de dagvaarding innerlijk tegenstrijdig is en derhalve nietig verklaard zou moeten worden. Het hof heeft dit verweer verworpen, omdat de dagvaarding voldoende duidelijk en begrijpelijk was. De raadsman heeft ook aangevoerd dat de herkenning van de verdachte door verbalisanten niet betrouwbaar was, maar het hof oordeelde dat de verbalisanten, die de verdachte ambtshalve kenden, in staat waren om hem te herkennen op basis van de beschikbare foto's.

Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd en het vonnis waarvan beroep vernietigd. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat deze enkel bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. Het hof heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en de opgelegde straf gemotiveerd, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft geconcludeerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken een passende reactie vormt op het gepleegde feit.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001408-12
Parketnummer: 09-757110-12
Datum uitspraak: 15 november 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 15 maart 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1987,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 november 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met aftrek van voorarrest. Voorts is er een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak ter zake van feit 1.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) of omstreeks 05 januari 2012 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pinautomaat van de ABN Amro bank weg te nemen geldbedrag(en) een of meerdere geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] en/of de ABN Amro bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of verschaffen en/of die/dat weg te nemen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten door met,een niet voor hem/hun, verdachte(n), voor gebruik bestemde Bijenkorf creditcard meermalen, althans eenmaal, bij de ABN Amro bank heeft/hebben gepind, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Geldigheid van de inleidende dagvaarding
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat - op gronden zoals nader weergegeven in de door hem overgelegde pleitnotities - de dagvaarding innerlijk tegenstrijdig is en derhalve nietig behoort te worden verklaard.
Het hof overweegt dat naar algemeen spraakgebruik onder pinnen mede kan worden verstaan het invoeren van een pinpas in een geldautomaat en het vervolgens intoetsen van de bij de pinpas behorende pincode (persoonlijk identificatienummer) met de bedoeling contant geld op te nemen van de bij de pinpas behorende rekening. De door de raadsman bepleite uitleg van het begrip pinnen, inhoudende dat er slechts van pinnen sprake kan zijn als er ook daadwerkelijk geld is opgenomen, is derhalve te beperkt.
Naar het oordeel van het hof is de dagvaarding mitsdien voldoende duidelijk, begrijpelijk en feitelijk en niet tegenstrijdig en voldoet de tenlastelegging daarmee aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Het beroep op nietigheid van de inleidende dagvaarding wordt derhalve verworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 05 januari 2012 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een pinautomaat van de ABN Amro bank weg te nemen geldbedrag toebehorende aan [benadeelde partij] en/of de ABN Amro bank dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten door met een niet voor hem bestemde Bijenkorf creditcard meermalen bij de ABN Amro bank [te hebben gepind], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Herkenning van de verdachte door verbalisanten
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de zich in het dossier bevindende foto's slecht van kwaliteit zijn en dat de daarop door verbalisanten, die geen deskundigen/experts zijn en voorts niet onbevangen zijn ten aanzien van de verdachte, gebaseerde herkenningen terughoudend dienen te worden gewaardeerd (één en ander overeenkomstig de overgelegde pleitnotities).
Het hof overweegt dat zich in het hofdossier bevindende foto's van goede kwaliteit zijn. De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep de foto's uit het dossier waarover het hof beschikt, gezien en bevestigd dat deze van betere kwaliteit waren dan de kopiefoto's waarover de verdediging eerder beschikte.
Gelet op de kwaliteit van de foto's waarover de verbalisanten hebben beschikt en de daarop op ambtseed gebaseerde '100%-herkenningen' van drie verbalisanten ziet het hof geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van die herkenningen.
De raadsman heeft niet onderbouwd waarom deze verbalisanten niet in staat moeten worden geacht de verdachte van een foto te herkennen maar dat alleen deskundigen/experts dat zouden kunnen doen. Naar het oordeel van het hof zijn daartoe ook deze verbalisanten in staat, nu zij de verdachte ambtshalve kenden.
Voorts is op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat de verbalisanten ten aanzien van verdachte niet onbevangen zouden zijn geweest en is evenmin gemotiveerd onderbouwd in hoeverre dit in de fotoherkenning een rol zou hebben gespeeld. Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Absolute ondeugdelijke poging
De raadsman heeft voorts overeenkomstig zijn pleitnotities aangevoerd dat een pinpas zonder bekende pincode een absoluut ondeugdelijk middel voor diefstal met een valse sleutel is en dat derhalve sprake is van een absoluut ondeugdelijke poging.
Het hof overweegt in lijn met de politierechter als volgt.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij opzettelijk heeft geprobeerd om met een hem niet toebehorende Bijenkorfcreditcard een geldopname te doen. Enkel wegens onbekendheid van de verdachte met de bij de Bijenkorfcard behorende pincode is de geldopname niet gelukt.
De ten laste van de verdachte bewezenverklaarde gedraging is naar haar uiterlijke verschijningsvorm gericht op, en daartoe ook geëigend, de voltooiing van het misdrijf diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik brengt door middel van een valse sleutel. Dit is niet anders indien de onjuistheid van de gebezigde pincode de uitvoering van bedoeld voornemen onmogelijk maakt (zie HR 7 oktober 2003, NJ 2004, 63). Het is immers niet onmogelijk dat de verdachte door toeval de juiste pincode zou hebben ingetoetst en zodoende een geldbedrag zou hebben verkregen. Derhalve kan niet worden gesproken van een absoluut ondeugdelijke poging.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Geen feitelijke uitvoeringshandeling
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep - buiten zijn pleitnotities om - aangevoerd dat er in het onderhavige geval geen uitvoeringshandeling heeft plaatsgehad, nu er in het onderhavige geval geen geld uit de geldautomaat is gekomen en daarom niet kan worden bewezen dat de verdachte heeft 'gepind'. Dit dient tot vrijspraak van de verdachte te leiden, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt dit verweer, nu - zoals reeds hiervoor is overwogen - de door de raadsman bepleite uitleg van het begrip pinnen te beperkt is. Met het inbrengen van de pinpas in de geldautomaat en het invoeren van een pincode heeft naar het oordeel van het hof een begin van uitvoering plaatsgevonden gericht op het wegnemen van het geld door het pinnen door de verdachte.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 weken, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan een poging tot (gekwalificeerde) diefstal. Feiten als de onderhavige brengen naast overlast doorgaans ergernis en financiële schade voor de benadeelden met zich mee.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 oktober 2012, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het Reclasseringsadvies (beknopt) d.d. 18 januari 2010, opgemaakt en ondertekend door reclasseringsmedewerker E.H. Rahmouni.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering benadeelde partij
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 377,75.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg toegewezen en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 377,75.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 15,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde in eerste aanleg is vrijgesproken en het hof vaststelt dat de gehele vordering betrekking heeft op het feit waarvan verdachte in eerste aanleg is vrijgesproken, ziet het hof aanleiding de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door mr. A. Kuijer,
mr. M.I. Veldt-Foglia en mr. C.J. van der Wilt, in bijzijn van de griffier mr. R.W. van Zanten.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 november 2012.