ECLI:NL:GHSGR:2012:BY5980

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
31 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.046.569/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering onterecht genoten personeelskorting na einde dienstverband

In deze zaak gaat het om de terugvordering van een onterecht genoten personeelskorting door een ex-werknemer van Goudse Levensverzekeringen. De ex-werknemer, die van 1 september 1989 tot 1 juni 2003 in dienst was bij Goudse Verzekeringen Services, had een hypothecaire lening afgesloten met personeelskorting. Na de beëindiging van zijn dienstverband, die door ontbinding was geëindigd, verviel de personeelskorting. Goudse Levensverzekeringen stelde dat de ex-werknemer de onterecht genoten korting moest terugbetalen, wat leidde tot een rechtszaak. De rechtbank had de vorderingen van de ex-werknemer afgewezen, omdat deze volgens de rechtbank geen recht meer had op de korting na zijn uitdiensttreding. De ex-werknemer ging in hoger beroep en voerde aan dat Goudse Levensverzekeringen een zorgplicht had om hem te informeren over de wijziging van de voorwaarden van de hypothecaire lening. Het hof oordeelde dat beide partijen tekortgeschoten waren in hun verplichtingen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en kende de ex-werknemer een bedrag van € 12.999,44 toe, vermeerderd met wettelijke rente, en compenseerde de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de werknemer als de werkgever in het kader van hypothecaire leningen en personeelskortingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Zaaknummer: 200.046.569/01
Zaak-/rolnummer rechtbank: 288837 / HA ZA 07-1793
arrest d.d. 31 juli 2012
inzake
[ex-werknemer] en
[appellante 2],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna afzonderlijk te noemen [ex-werknemer] en [appellante 2] en gezamenlijk: [ex-werknemer] c.s.,
advocaat: mr. F.E. Kerkvliet te Zoetermeer,
tegen
Goudse Levensverzekeringen N.V.,
gevestigd te Gouda,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Goudse Levensverzekeringen,
advocaat: mr. A.Y. Kroll te Alphen aan den Rijn.
Het geding
Voor het verloop van het geding tot het tussenarrest van 10 november 2009 verwijst het hof naar dat arrest. Bij dat tussenarrest is een comparitie van partijen gelast. Deze heeft plaatsgevonden op 21 januari 2010. Van deze comparitie is proces-verbaal opgemaakt. Daarna heeft [ex-werknemer] c.s. bij memorie van grieven (met producties) twee grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord (met productie) heeft Goudse Levensverzekeringen de grieven bestreden. Vervolgens hebben partijen op 14 februari 2012 schriftelijk gepleit. Daarbij heeft [ex-werknemer] c.s. nog producties in het geding gebracht.
Tot slot hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. De door de rechtbank in het bestreden vonnis vastgestelde feiten zijn door partijen niet bestreden, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
2. Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1 [ex-werknemer] is van 1 september 1989 tot 1 juni 2003 in dienst geweest van (de rechtsvoorganger van) Goudse Verzekeringen Services B.V. (verder: Goudse Verzekeringen Services), laatstelijk als manager distributie ontwikkeling. De arbeidsovereenkomst is door ontbinding geëindigd.
2.2 [ex-werknemer] c.s. heeft per 1 februari 1996 met personeelskorting een hypothecaire geldleenovereenkomst (verder: de hypothecaire lening) gesloten met (de rechtsvoorganger van) de Goudse Levensverzekeringen. Na een aantal verhogingen bedroeg de hypothecaire lening uiteindelijk € 374.767,10.
2.3 [ex-werknemer] genoot als werknemer van Goudse Verzekeringen Services personeelskorting die er uit bestond dat Goudse Verzekeringen Services de betaling van 30% van de door [ex-werknemer] c.s. aan Goudse Levensverzekeringen verschuldigde hypotheekrente op zich nam, zodat [ex-werknemer] c.s. slechts 70% hoefde te betalen.
2.4 Goudse Verzekeringen Services voldeed tot 1 juni 2003 het hiervoor bedoelde door haar te betalen gedeelte van de rente rechtstreeks aan Goudse Levensverzekeringen. [ex-werknemer] c.s. betaalde de overige 70% van de overeengekomen rente aan Goudse Levensverzekeringen en is dit bedrag na 1 juni 2003 blijven voldoen.
2.5 Bij brief van 4 mei 2006 schreef Goudse levensverzekeringen aan [ex-werknemer] c.s.:
"Aangezien het dienstverband van de heer [ex-werknemer] bij de Goudse is beëindigd vervallen de personeelscondities van de hypothecaire lening (…). Dit heeft tot gevolg dat de rentekorting vervalt.
(…) De aanpassing van de rente in verband met beëindigen van personeelsrentekorting gaat in per de eerste van de maand na beëindiging dienstverband. Omdat het dienstverband eindigde per 31 mei 2003 is de niet gekorte rente dus verschuldigd met ingang van 1 juni 2003.
De feitelijke renteaanpassing vindt plaats per 1 mei 2006. Over de periode liggend tussen 1 juni 2003 tot en met 30 april 2006 is verschuldigd de ten onrechte genoten rentekorting.
Dit is een bedrag groot EUR 16.603,--. Vriendelijk verzoeken wij u dit bedrag voor 31 mei 2006 te voldoen door overschrijving naar bankrekening nummer (…)"
2.6 [ex-werknemer] c.s. heeft de hypothecaire lening op 9 maart 2007 afgelost door betaling van een bedrag van € 397.430,24. Conform de aflossingsnota van 9 maart 2007 bestond voornoemd bedrag uit het totaal van de openstaande saldi van de hypothecaire lening van € 374.767,09 en uit € 21.633,15 aan achterstallige (boete)rente. [ex-werknemer] c.s. heeft het bedrag van € 21.633,14 onder protest van gehoudenheid daartoe voldaan.
2.7 In deze procedure vordert [ex-werknemer] c.s. – na wijziging van eis en zakelijk weergegeven – de veroordeling van Goudse Levensverzekeringen tot betaling aan [ex-werknemer] c.s. van een bedrag van primair € 21.663,14, althans subsidiair € 21.499,22, althans meer subsidiair € 27.892,--, althans een nader in goede justitie te betalen bedrag, telkens vermeerderd met rente en met veroordeling van Goudse Levensverzekeringen in de kosten.
2.8 Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vorderingen van [ex-werknemer] c.s. afgewezen. De rechtbank overwoog daartoe dat partijen het er over eens zijn dat [ex-werknemer] vanaf de dag dat hij uit dienst trad van Goudse Verzekering Services geen aanspraak meer kon maken op personeelskorting en dat [ex-werknemer] c.s. met Goudse Levensverzekeringen een hypotheekovereenkomst heeft gesloten ingevolge welke overeenkomst hij is gehouden tot de maandelijkse betaling van rente. Dat [ex-werknemer] c.s. met een derde – Goudse Verzekeringen Services – is overeengekomen dat deze een deel van de rente verplichtingen voldoet, ontslaat [ex-werknemer] c.s. niet van zijn verplichting tot volledige betaling van de hypothecaire rente, aldus de rechtbank. De inhoud van de tussen [ex-werknemer] c.s. en Goudse Levensverzekeringen tot stand gekomen hypotheekovereenkomst wordt immers door deze afspraak niet gewijzigd, nu de personeelskorting niet tussen [ex-werknemer] c.s. en Goudse Levensverzekeringen, maar tussen [ex-werknemer] en Goudse Verzekeringen Services is overeengekomen. Ook als ervan wordt uitgegaan dat de door [ex-werknemer] c.s. als productie 1 overgelegde regeling (verder te noemen: Regeling Personeelshypotheken) van toepassing is op de rechtsverhouding tussen [ex-werknemer] c.s. en Goudse Levenverzekeringen – zoals door [ex-werknemer] c.s. gesteld – kan dit [ex-werknemer] c.s. volgens de rechtbank niet baten. Uit artikel 4, lid 10 van die voorwaarden niet volgt dat Goudse Levensverzekeringen verplicht was actie te ondernemen naar aanleiding van het vervallen van de personeelskorting. Vaststaat dat [ex-werknemer] bekend was met de inhoud van de Regeling Personeelshypotheken, zodat het – indien hij de hypotheek boetevrij had willen aflossen – op zijn weg had gelegen dit kenbaar te maken bij Goudse Levensverzekeringen. [ex-werknemer] heeft er niet gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat Goudse Levensverzekeringen door haar stilzwijgen de voorwaarden van de hypothecaire lening had gewijzigd in die zin dat vanaf 1 juni 2003 slechts 70% van de overeengekomen rente door [ex-werknemer] c.s. diende te worden voldaan, te meer daar bij [ex-werknemer] c.s. bekend mag worden verondersteld dat voor het wijzigen van de voorwaarden van een hypothecaire lening in ieder geval de schriftelijke toestemming van beide partijen noodzakelijk is. Het beroep op schending van de zorgplicht is door de rechtbank als onvoldoende onderbouwd verworpen.
3.1 In hoger beroep vordert [ex-werknemer] c.s. vernietiging van het bestreden vonnis en – opnieuw rechtdoende – toewijzing van zijn inleidende vorderingen.
3.2 De grieven zijn gericht tegen bovengenoemde overwegingen van de rechtbank, waarmee de rechtbank er volgens [ex-werknemer] c.s. ten onrechte aan voorbij gaat dat Goudse Levensverzekeringen als financiële instelling een bijzondere zorgplicht had jegens [ex-werknemer] c.s.. Deze zorgplicht brengt in ieder geval met zich mee dat Goudse Levensverzekeringen [ex-werknemer] c.s. correct had dienen te informeren over de wijziging van het maandelijks te incasseren bedrag en dat bedrag vervolgens had moeten incasseren. Dit geldt te meer nu Goudse Levensverzekeringen op de hoogte was of had kunnen zijn van het feit dat de personeelskorting was vervallen. Dit een en ander volgt ook uit artikel 4:20, lid 3 van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Goudse Levensverzekeringen was niet de werkgever van [ex-werknemer] en om die reden valt niet in te zien waarom Goudse Levensverzekeringen [ex-werknemer] c.s. anders zou mogen behandelen dan andere cliënten. Doordat Goudse Levensverzekeringen het oude, lage bedrag is blijven incasseren is [ex-werknemer] c.s. op het verkeerde been gezet. Hij leefde in de veronderstelling dat Goudse Verzekeringen de hypotheek wilde voortzette, althans wilde voortzetten tegen "marktcondities". Hij wijst daarbij (naar het hof begrijpt) op artikel 4, lid 10 van de volgens hem toepasselijke Regeling Personeelshypotheken, dat luidt: "Indien de medewerker uit dienst treedt tengevolge van pensionering, of algehele arbeidsongeschiktheid, dan kan de financiering tegen personeelsvoorwaarden worden gecontinueerd. Treedt de medewerker op een andere dan genoemde wijze uit dienst dan zijn de personeelsvoorwaarden niet meer van toepassing en vervalt dus de korting. Als de lening door De Goudse niet wordt opgeëist dan kan deze tegen marktcondities worden voortgezet. De lening kan dan ook door de medewerker boetevrij worden afgelost.". De hypotheekrente bevond zich immers op 1 juni 2003 op een historisch dieptepunt. In ieder geval was de rente aanzienlijk lager dan ten tijde van het afsluiten van de hypothecaire lening. Dat onder marktcondities in artikel 4, lid 10 van de Regeling Personeelshypotheken moet worden verstaan: de hypotheekrente zonder personeelskorting, zoals door Goudse Levensverzekeringen is gesteld, wordt door [ex-werknemer] c.s. betwist. [ex-werknemer] c.s. wijst er voorts op dat hij er geen enkel belang bij had om richting Goudse Levensverzekeringen geen open kaart te spelen: [ex-werknemer] c.s. had gemakkelijk gebruik kunnen maken van de in de Regeling Personeelshypotheken genoemde aflossingsmogelijkheid en dan zou hij niet duurder uit zijn geweest dan het geval was met de lening die was afgesloten bij Goudse Levensverzekeringen (inclusief personeelskorting). In geval van een goed aanbod door een derde hypotheekverstrekker zou [ex-werknemer] c.s. per saldo zelfs voordeliger uit zijn geweest. Goudse Levensverzekeringen daarentegen had er een duidelijk belang bij om [ex-werknemer] c.s. niet te informeren en de maandbedragen ongewijzigd te blijven incasseren. In ieder geval is het niet redelijk alle verantwoordelijkheid voor de ontstane situatie bij [ex-werknemer] c.s. te leggen, aldus nog steeds [ex-werknemer] c.s. Het hof begrijpt hieruit dat [ex-werknemer] c.s. zich wenst te beroepen op artikel 6:248, lid 2 BW.
3.3 Goudse Levensverzekeringen daarentegen wijst op de volgens haar toepasselijke Regeling Personeelsfaciliteiten ING (verder: de ING-regeling), waarin onder "3. Uitdiensttreding" is bepaald: "Als een medewerker bij beëindiging van het dienstverband niet valt onder één van de hierboven genoemde categorieën 'gelijkgestelden', dan vervalt per die datum tevens de korting op producten en diensten op basis van personeelscondities. Als een korting na de beëindiging van het dienstverband ten onrechte nog wordt voortgezet, dan is de ex-werknemer verplicht om dit schriftelijk te melden aan de afdeling waar het betreffende product wordt geadministreerd. Onterecht verkregen kortingen kunnen met terugwerkende kracht teruggevorderd worden.". Voor het geval het hof van oordeel mocht zijn dat toch de Regeling Personeelshypotheken van toepassing is, wijst Goudse Levensverzekeringen er op dat uit artikel 4, lid 10 volgt dat [ex-werknemer] c.s. het recht had de hypotheek boetevrij af te lossen. Nu zij daarvoor kennelijk niet heeft gekozen, is de hypotheek voortgezet onder "marktcondities" waaronder dient te worden begrepen: de overeengekomen rente zonder korting. Goudse Levensverzekeringen ontkent dat zij ingevolge de Wft een zorgplicht heeft jegens [ex-werknemer] c.s.. Zij wijst daarbij op het op het bepaalde in artikel 1:20, lid 1, sub c, van die wet, bovendien ziet de in artikel 4:20, lid 3 Wft bedoelde zorgplicht met name op de precontractuele verhouding tussen partijen.
3.4 Het hof overweegt als volgt.
Wat er ook zij van de toepasselijkheid van de Regeling Personeelshypotheken, dan wel de ING-regeling, vaststaat dat [ex-werknemer] c.s. had moeten begrijpen dat na ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [ex-werknemer] de personeelskorting is komen te vervallen. [ex-werknemer] c.s. had – zeker gezien de door [ex-werknemer] binnen Goudse Verzekering Services beklede functies – evenzeer moeten begrijpen dat voortzetting tegen "marktcondities" in de door [ex-werknemer] c.s. bedoelde zin, niet stilzwijgend had kunnen plaatsvinden. Toen na uitdiensttreding geen opzegging van de hypothecaire lening plaatsvond en [ex-werknemer] c.s. evenmin een aanbod ontving tot voortzetting van de hypotheek tegen "marktcondities", had [ex-werknemer] c.s. moeten begrijpen dat sprake was een van fout en had Goudse Levensverzekeringen moeten wijzen op zijn uitdiensttreding.
3.5 Daar staat tegenover dat – wat er ook zij van de toepasselijkheid van de Wft en het ontbreken van een melding uitdiensttreding van [ex-werknemer] door [ex-werknemer] c.s. – Goudse Levensverzekeringen had moeten signaleren dat na 1 juni 2003 30% van de door [ex-werknemer] c.s. verschuldigde hypotheekrente niet werd voldaan, en dat zij daarop actie had moeten nemen. Dit geldt te meer, omdat Goudse Levensverzekeringen zich had moeten realiseren dat de hypotheekrente zich in 2003 op een ongekend laag niveau bevond en zij er daarom niet van uit mocht gaan dat [ex-werknemer] c.s. stilzwijgend ervoor had gekozen de hypothecaire lening tegen "marktcondities" in de door haar bedoelde zin (overeengekomen rente zonder personeelskorting) voort te zetten. Goudse Levensverzekeringen had [ex-werknemer] c.s. daarom (eerder) de vraag voor moeten leggen wat hij wilde, nu [ex-werknemer] uit dienst was getreden en van personeelskorting geen sprake meer kon zijn.
3.6 Naar het oordeel van het hof hebben dus beide partijen in deze niet gehandeld zoals van hen zou mogen worden verlangd. Immers beide partijen hadden elkaar er op moeten attenderen, dat gelet op de uitdiensttreding van [ex-werknemer] ongewijzigde voortzetting van de hypothecaire lening niet aan de orde kon zijn.
3.7 [ex-werknemer] c.s. heeft onweersproken gesteld dat hij – indien Goudse Levensverzekeringen hem zou hebben gemeld dat een hoger maandbedrag zou worden geïncasseerd – zou zijn overgegaan tot boetevrije aflossing, omdat de hypotheekrente zich op een historisch laag niveau bevond en dat hij dan niet duurder uit zou zijn geweest dan het geval was met de lening die was afgesloten bij Goudse Levensverzekeringen (inclusief personeelskorting). Evenmin heeft Goudse Levensverzekeringen weersproken dat zij (gelet op de hoogte van de hypotheekrente) er belang bij had de maandbedragen ongewijzigd te blijven incasseren. Daarom moet er van worden uitgegaan dat Goudse Levensverzekeringen geen nadeel heeft geleden van het niet melden van de uitdiensttreding (waardoor zij de overgekomen hypotheekrente met personeelskorting heeft kunnen incasseren), terwijl [ex-werknemer] c.s. wel nadeel leidt indien zij de overeengekomen hypotheekrente (zonder personeelskorting) moet voldoen. Onder deze omstandigheden, is het – mede gezien de bovenweergegeven tekortkomingen aan beide zijden – naar het oordeel van het hof naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar indien Goudse Levensverzekeringen [ex-werknemer] c.s. onverkort houdt aan de verplichting vanaf einde dienstverband tot het moment van aflossing van de lening de overeengekomen rente zonder personeelskorting te voldoen. Anderzijds valt niet in te zien, i) dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, dat [ex-werknemer] c.s. ook een steentje bijdraagt en ii) dat [ex-werknemer] c.s. de achterstallige rente over de maanden oktober en november ad € 3.277,--, de boeterente ad € 1.146,09 en de lopende rente over de maand maart 2007 ad € 1.577,14 niet aan Goudse Levensverzekeringen verschuldigd zou zijn. Het hof zal het aan [ex-werknemer] c.s. toe te wijzen bedrag daarom in goede justitie vaststellen op € 15.000,--.
3.8 Goudse Levensverzekeringen heeft zich beroepen op verrekening met een bedrag van € 2.000,56, omdat [ex-werknemer] c.s. na doorhaling van de hypotheek een betaling ter hoogte van dat bedrag zou hebben gestorneerd. Dit is door [ex-werknemer] c.s. niet weersproken, zodat het beroep op verrekening zal worden gehonoreerd.
3.9 Dit een en ander betekent dat het bestreden vonnis niet in stand kan blijven. Opnieuw rechtdoende zal de vordering van [ex-werknemer] c.s. worden toegewezen voor een bedrag van (€ 15.000,-- minus € 2.000,56 is) € 12.999,44. De wettelijke rente over dit bedrag is toewijsbaar als gevorderd. Bij deze uitkomst past dat partijen ieder de eigen kosten dragen van zowel de eerste aanleg als van het hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 3 juni 2009,
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Goudse Levensverzekeringen aan [ex-werknemer] c.s. te betalen een bedrag van € 12.999,44, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2007;
compenseert de kosten van zowel de eerste aanleg als van het hoger beroep in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde;
verklaart bovenstaande veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.V. van den Berg, H.J.H van Meegen en M.J. van der Ven, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 juli 2012 in aanwezigheid van de griffier.