Rolnummer: 22-003683-02
Parketnummer: 11-005011-01
Datum uitspraak: 17 oktober 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 5 april 2001 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Medeverdachte 2],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Nederlands Indië),
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 4 april 2003, 21 oktober 2005, 31 januari 2006, 5 december 2008, 18 april 2012, 13 juni 2012 en 3 oktober 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder
1 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Na hervatting van de behandeling van het hoger beroep ter terechtzitting van 3 oktober 2012 heeft het hof kennisgenomen van de mededeling van de advocaat-generaal, dat het door het openbaar ministerie ingestelde appel zich thans niet langer richt tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde en dat zij de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in het appel vordert voor wat betreft feit 2, wegens gebrek aan belang.
Reeds omdat al een aanvang was gemaakt met de behandeling van de zaak ten gronde, is het hoger beroep tegen feit 2 niet (rechtsgeldig) ingetrokken. Het hoger beroep betreft dus zowel feit 1 als feit 2.
Het hof begrijpt wel dat de grieven van het openbaar ministerie tegen het vonnis voor zover deze ter zake van feit 2 kenbaar zijn gemaakt, niet worden gehandhaafd.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 februari 2000 tot 01 oktober 2000 te Papendrecht en/of te Dordrecht, en/of te Rotterdam, en/of te Den Haag, althans in Nederland en/of te Aalst en/of te Zaventem, althans in België en/of te Jakarta, althans in Indonesië tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) één of meer anderen, genaamd:
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 4] en/of
- [slachtoffer 5] en/of
- [slachtoffer 6] en/of
- [slachtoffer 7]
- heeft aangeworven en/of mede heeft genomen met het oogmerk die perso(o)n(en) in een ander land in de prostitutie te brengen en/of
- door feitelijkheden of door bedreiging met een of meer feitelijkheden, althans door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding tot prostitutie heeft gebracht,
in elk geval onder voornoemde omstandigheden enige handelinq(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die ander(en) daardoor in de prostitutie belandden, hebbende verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s), zakelijk weergegeven:
- de reis van voornoemde vrouw(en) naar Nederland en/of België (voor)gefinancierd en/of (aldus) (een) schuld(en) doen ontstaan en/of
- de/het paspoort(en) en/of reisdocument(en) van (een of meer) voornoemde vrouw(en) afgenomen en/of ingenomen en/of gevraagd en/of onder zich gehouden en/of
- een contract gesloten met daarin een arbeidsverplichting en/of
- een boetesysteem gehanteerd en/of met geldstraffen gedreigd en/of
- plaats(en) geregeld waar voornoemde vrouw(en) als prostituee kon(den) werken en/of
- voornoemde vrouw(en) naar (een) plaats(en) gebracht waar prostitutie werd bedreven en/of
- zorg gedragen voor controle en/of toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en/of de verdiensten en/of afspraken over de uitbetaling van de verdiensten van voornoemde vrouw(en) gemaakt en/of
- een (groot) gedeelte van de verdiensten of opbrengsten uit prostitutie(werkzaamheden) van voornoemde vrouw(en) laten afstaan en/of
- een of meer andere handeling(en) verricht, strekkende tot het brengen en/of houden van voornoemde vrouw(en) in een dwang- en/of uitbuitingssituatie, in elk geval in een afhankelijke positie;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 februari 2000 tot 01 oktober 2000 te Papendrecht en/of te Dordrecht en/of te Rotterdam en/of te Den Haag, althans in Nederland en/of te Aalst en/of te Zaventem, althans in België en/of te Jakarta, althans in Indonesië, een of meer vrouw(en), te weten
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 4] en/of
- [slachtoffer 5] en/of
- [slachtoffer 6] en/of
- [slachtoffer 7]
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het verblijven in Nederland en daartoe bovengenoemde vrouw(en) uit winstbejag gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft, hebbende zij, verdachte en/of haar mededader(s) daartoe tegen betaling van een geldbedrag,
- onderdak verschaft aan voornoemde perso(o)n(en) en/of
- voornoemde perso(o)n(en) te werk gesteld,
terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), althans ernstige redenen hadden te vermoeden, dat dat/die verblijf/verblijven wederrechtelijk was/waren;
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 februari 2000 tot 01 oktober 2000 te Papendrecht en/of te Dordrecht, en/of te Rotterdam, en/of te Den Haag, althans in Nederland en/of te Aalst en/of te Zaventem, althans in België en/of te Jakarta, althans in Indonesië, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een groep van personen bestaande uit (onder meer) [persoon A] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [persoon B] en/of [persoon C], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk mensenhandel en/of mensensmokkel.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof sluit de verklaringen van [medeverdachte 3] uit van het bewijs, daar deze naar het oordeel van het hof niet afdoende op hun betrouwbaarheid kunnen worden getoetst, mede vanwege de onmogelijkheid om haar en de in de tenlastelegging genoemde vrouwen [slachtoffer 2], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5], [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] in het bijzijn van de verdediging voldoende (nadere) vragen te stellen.
De op 31 januari 2001 door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring sluit het hof eveneens uit van het bewijs, op dezelfde gronden als de rechtbank dat in het vonnis waarvan beroep heeft gedaan onder de kop "3. De ontvankelijkheid van de officier van justitie", punt III, omdat het hof zich daarmee verenigt.
Op basis van de voorhanden bewijsmiddelen kan naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij het aanwerven en/of medenemen in Indonesië, dan wel bij het door feitelijkheden of door bedreiging met een of meer feitelijkheden, althans door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding tot prostitutie brengen en/of uit winstbejag helpen bij het verblijven in Nederland van de andere in de tenlastelegging genoemde vrouwen dan [slachtoffer 2]. De verdachte zal daarom in zoverre van het onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Voorts acht het hof - evenals de rechtbank en gelet op hetgeen de advocaat-generaal dienaangaande naar voren heeft gebracht - niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd. Daarvan zal de verdachte eveneens worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op tijdstippen in de periode van 01 februari 2000 tot 01 oktober 2000 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, [slachtoffer 2] door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht tot prostitutie heeft gebracht, hebbende verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s), zakelijk weergegeven:
- een plaats geregeld waar voornoemde vrouw als prostituee kon werken en
- voornoemde vrouw naar een plaats gebracht waar prostitutie werd bedreven en
- een gedeelte van de verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden van voornoemde vrouw laten afstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en in plaats van vrijspraak voor feit 2 niet-ontvankelijkheidverklaring ter zake van dit feit, en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan - kort gezegd - het medeplegen van mensenhandel, door een jonge Indonesische vrouw in de prostitutie te brengen en te laten houden. De specifieke rol van de verdachte bestond hierin dat zij heeft bemiddeld tussen haar medeverdachte, de betrokken vrouw en de exploitant van de vrouw. Het slachtoffer bevond zich in een kwetsbare positie in Nederland nu zij - onder meer - een grote schuld was aangegaan om de reis naar Nederland te kunnen financieren en zij deze schuld middels haar werkzaamheden moest terugverdienen, terwijl zij een groot deel van haar verdiensten aan de exploitant moest afstaan. Van deze kwetsbare positie heeft de verdachte - samen met haar mededader(s) - bewust misbruik gemaakt. Hierdoor werd het voor het slachtoffer onmogelijk een vrije keuze te maken ten aanzien van het uitoefenen van de prostitutie.
In het voordeel van de verdachte laat het hof meewegen dat uit een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 september 2012 blijkt dat zij niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. Voorts heeft het hof rekening gehouden met de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken, waaronder het feit dat zij thans hoogbejaard is.
Het voorgaande in aanmerking genomen, is het hof van oordeel dat op een feit als het onderhavige in beginsel dient te worden gereageerd door de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Het hof stelt evenwel vast dat de redelijke termijn in de zin van artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in hoger beroep in aanzienlijke mate is overschreden. Door deze overschrijding heeft de verdachte naar het oordeel van het hof veel langer dan redelijk is moeten leven onder de dreiging van een strafvervolging die mogelijkerwijs tot een gevangenisstraf leidt.
Het hof acht het onder alle omstandigheden van dit geval die zich na het bewezen verklaarde feit hebben voorgedaan, raadzaam te bepalen dat aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde ten aanzien van [slachtoffer 1], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5], [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] heeft begaan, verklaart voorts niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde ten aanzien van [slachtoffer 2] heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. Reinking, mr. J. Borgesius en mr. G. Dulek-Schermers, in bijzijn van de griffier mr. S.N. Keuning.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 oktober 2012.