ECLI:NL:GHSGR:2012:BX4786

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.104.955/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 843a Rv inzake inzage in arbitraal vonnis tussen Rova B.V. en [verweerder]

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, gaat het om een incident dat door Rova B.V. is ingediend op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Rova, die een bouwmarkt exploiteert in Alphen aan den Rijn, heeft in hoger beroep een vordering ingesteld tegen [verweerder], die eigenaar is van een pand dat door Rova gehuurd wordt. Rova vordert inzage in een arbitraal vonnis dat betrekking heeft op schadevergoeding die [verweerder] van Rova eist. Het hof overweegt dat Rova rechtmatig belang heeft bij het inzien van het arbitraal vonnis, omdat dit vonnis betrekking heeft op dezelfde schade waarover in de huidige procedure wordt gediscussieerd. Echter, het hof stelt vast dat Rova niet als partij betrokken was bij het arbitraal vonnis, wat betekent dat niet aan de derde voorwaarde van artikel 843a Rv is voldaan. Desondanks oordeelt het hof dat het belang van Rova bij inzage in het arbitraal vonnis zwaarwegend is, en beveelt het hof [verweerder] om een afschrift van het arbitraal vonnis over te leggen. De beslissing over de kosten van het incident wordt aangehouden tot de beslissing in de hoofdzaak. De zaak wordt verwezen naar de rol voor memorie van antwoord, waarbij verdere beslissingen worden aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
Zaaknummer : 200.104.955/01
Rolnummer rechtbank : 1035452 \ CV EXPL 11-309
arrest in het incident ex artikel 843a Rv d.d. 14 augustus 2012
inzake
Rova B.V.,
gevestigd te Maarssen,
appellante in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
hierna te noemen: Rova,
advocaat: mr. J.R. Gal te Amsterdam,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
hierna te noemen: [verweerder],
advocaat: mr. F.M.W. van Tol te Utrecht.
Het geding
Bij exploot van 20 maart 2012, hersteld op 28 maart 2012, is Rova in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie Alphen aan den Rijn, tussen partijen gewezen vonnis van 27 december 2011. Bij memorie van grieven, tevens houdende incidentele vordering ex artikel 843a Rv heeft Rova tien grieven aangevoerd en een incident geopend. [verweerder] heeft bij antwoord-conclusie in het incident geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele vordering.
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd in het incident.
Beoordeling van het incident
1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
1.1 Rova exploiteerde en exploiteert nog steeds in Alphen aan den Rijn een (Karwei )bouwmarkt. Vanaf 1998 is Rova met de gemeente Alphen aan den Rijn (verder: de Gemeente) in bespreking geweest over de verplaatsing van haar toenmalige bouwmarkt aan de Eikenlaan 227 naar een nieuwe locatie.
1.2 Het pand aan de Eikenlaan was en is bij Rova in eigendom. Bij de vraag of een verplaatsing naar een nieuwe locatie wenselijk zou zijn, heeft Rova daarom met de Gemeente overlegd over de publiekrechtelijke mogelijkheden van haar pand aan de Eikenlaan.
1.3 [verweerder] is eigenaar van het pand [A-straat 1] te Alphen aan den Rijn. (verder: het Pand). Hij heeft dit pand in 2001 met alle daarbij behorende rechten en plichten in eigendom gekregen van Westmeijer's Holding B.V. (verder: Westmeijer), die het Pand op haar beurt met alle daarbij behorende rechten en verplichtingen had overgenomen van Prisma Holding B.V. (verder: Prisma). Prisma en Westmeijer worden hierna beide aangeduid als de rechtsvoorganger van [verweerder].
1.4 De Gemeente wenste dat Koninklijke PTT (verder: de PTT) in het Pand gehuisvest zou worden. Om het Pand te kunnen verhuren aan de PTT moest het Pand worden gesplitst in twee delen en zou ook de bestemming van het Pand moeten worden gewijzigd. Rova had interesse in het (andere, niet aan PTT verhuurde deel van het) Pand.
1.5 (De rechtsvoorganger van) [verweerder] heeft compensatie bedongen bij de Gemeente voor deze manier van verhuur van het Pand. Op 5 oktober 2000 sloot (de rechtsvoorganger van) [verweerder] een overeenkomst met de Gemeente waarin onder meer is bepaald:
"Overwegingen
(…)
• De PTT wil slechts een deel van de totaal verhuurbare oppervlakte huren. Voor het resterende deel is een mogelijke huurder bekend (Rova t.b.v. Karwei), maar alvorens tot huur over te kunnen gaan dient dit gedeelte van het pand verbouwd te worden en zal via een art. 19-procedure Wet op de Ruimtelijke ordening de bestemming van het pand moeten worden gewijzigd.
• (…)
• Ter compensatie van eventuele inkomensderving van Prisma is de gemeente bereid de verminderde opbrengst te compenseren gedurende de periode dat de procedure loopt en/of de bestemmingswijziging in het geheel niet gerealiseerd kan worden door oorzaken die niet aan Prisma te wijten zijn.(…)
Ter uitwerking van het bovenstaande komen partijen het volgende overeen:
(…)
3) Prisma zal zich inspannen de publiekrechtelijke procedures voor de bestemmingsplanwijziging en de benodigde vergunningen voor de vestiging van Karwei zo spoedig mogelijk te doorlopen.
(…)
7) Een voordeel dan wel nadeel wordt als volgt berekend:
(…)
11) Bij geschillen over enig artikel in deze overeenkomst zal door de voorzitter van de Kamer van Koophandel te Alphen aan den Rijn een ter zake deskundige arbiter worden benoemd. Partijen zullen zich aan diens oordeel conformeren.
(…)"
1.6 Op 18 januari 2001 is Rova met (de rechtsvoorganger van) [verweerder] een huurovereenkomst aangegaan met betrekking tot de huur van het (niet aan PTT verhuurde deel van het) Pand. In de huurovereenkomst was bepaald dat de huurovereenkomst zou ingaan op de datum van bouwkundige oplevering. Partijen gingen ervan uit dat deze oplevering uiterlijk 1 januari 2002 zou plaatsvinden.
1.7 De afgifte van de bouwvergunning heeft lang op zich laten wachten, onder meer omdat de Gemeente van Rova toezeggingen wenste met betrekking tot de bestemming van haar pand aan de Eikenlaan. De bouwkundige oplevering van het Pand heeft – mede daardoor – uiteindelijk op 15 december 2004 plaatsgevonden. Rova was vanaf dat moment huurpenningen aan [verweerder] verschuldigd.
1.8 [verweerder] heeft de Gemeente op 30 november 2005 bericht dat de overeenkomst van 5 oktober 2000 volledig was uitgevoerd en heeft de Gemeente op grond daarvan verzocht om tot een afrekening in het kader van de overeengekomen nadeelcompensatie te komen.
1.9 [verweerder] en de Gemeente werden het niet eens over de nadeelcompensatie, waarna een arbiter is ingeschakeld. Dit heeft geleid tot een arbitraal vonnis van 13 mei 2008 (verder: het Arbitrale vonnis).
1.10 In de procedure vordert [verweerder] – kort gezegd – de veroordeling van Rova tot betaling aan hem van een bedrag van primair € 1.053.652,50, vermeerderd met wettelijke handelsrente en kosten. Hij legt aan deze vordering ten grondslag dat door handelen van Rova de bouwkundige oplevering van het Pand ernstig is vertraagd, waardoor hij schade heeft geleden, die hij (primair) conform punt 7 van bovengenoemde overeenkomst van 5 oktober 2000 begroot op € 1.834.171,--. Voor een deel van deze schade (te weten een bedrag van € 352.525,02) is hij door de Gemeente op grond van de overeenkomst van 5 oktober 2000 gecompenseerd, het restant, vermeerderd met rente en kosten, vordert hij van Rova, aldus [verweerder].
1.11 Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vordering van [verweerder] tot een bedrag van € 121.508,80, vermeerderd met rente, toegewezen en de proceskosten gecompenseerd. De kantonrechter overwoog hiertoe dat hij Rova niet aansprakelijk achtte voor de tot 6 december 2002 opgetreden vertraging in de aanvraag van de bouwvergunning. Uitgaande van deze datum oordeelde hij een opleveringsdatum van 1 mei 2003 realistisch. De nadien opgekomen vertragingen zijn, aldus de kantonrechter, te wijten aan voor Rova's risico komende factoren. De schade berekende de kantonrechter op de gederfde huur over de periode 1 mei 2003 tot 15 december 2004 ad € 474.033,82, minus het bedrag aan schadevergoeding ad € 352.525,02 dat [verweerder] – volgens eigen zeggen – van de Gemeente heeft ontvangen.
In het incident
2.1 In het thans aan de orde zijnde incident vordert Rova ex artikel 843a Rv overlegging van een afschrift van het Arbitrale vonnis, subsidiair verzoekt Rova het hof om gebruik te maken van de bevoegdheid om op de voet van artikel 22 Rv overlegging van het Arbitraal vonnis te bevelen. Rova legt aan deze vorderingen ten grondslag dat zij in staat wil worden gesteld om te beoordelen of de kantonrechter terecht een bedrag van € 353.525,02 in mindering heeft gebracht op de schadevordering van [verweerder]. Daarnaast wenst zij te beschikken over alle informatie die voor de beoordeling van het onderhavige geschil van belang zou kunnen zijn. Het enkele feit dat het geschil blijkens de eigen stellingen van [verweerder] betrekking had op schade die hij mogelijk heeft opgelopen in de oplevering van het gehuurde, vormt een voldoende zwaarwegende reden op die inzage te verlangen. Het feit dat de door [verweerder] beweerdelijk geleden schade ook in arbitrage is beoordeeld, en kennelijk ten dele door de Gemeente is vergoed, maakt het belang van Rova bij inzage alleen maar groter, aldus nog steeds Rova.
2.2 [verweerder] meent dat hij niet gehouden kan worden het Arbitraal vonnis over te leggen, omdat Rova geen partij was in dat geding en bij overlegging (dan ook) geen rechtmatig belang heeft. Het Arbitraal vonnis valt niet onder de bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarbij Rova partij was. Daarbij komt, aldus [verweerder], dat Rova geen onredelijk nadeel lijdt als geen afschrift van het Arbitraal vonnis wordt overgelegd, omdat [verweerder] de essentie daarvan immers in eerste aanleg al duidelijk heeft weergegeven. [verweerder] geniet naar eigen zeggen geen onredelijk voordeel als het arbitraal vonnis niet wordt overgelegd, maar lijdt mogelijk wel onredelijk nadeel. In het Arbitraal vonnis zijn overwegingen opgenomen die in de onderhavige procedure door Rova in het nadeel van [verweerder] zouden kunnen worden aangewend. Rova zou overwegingen uit het Arbitraal vonnis uit hun verband kunnen trekken, omdat zij geen kennis heeft van de processtukken waarop de arbiter zich heeft gebaseerd. [verweerder] is desgewenst bereid de laatste pagina van het Arbitraal vonnis over te leggen.
2.3 Het hof overweegt als volgt.
Ingevolge het bepaalde in artikel 843a Rv kan hij die daarbij rechtmatig belang heeft inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden onder zijn berusting heeft. Uit het enkele feit dat het Arbitraal vonnis betrekking heeft op dezelfde schade als die [verweerder] in deze procedure vergoeding vordert van Rova, volgt reeds dat Rova een rechtmatig belang heeft bij overlegging daarvan. Nu het Arbitraal vonnis valt onder het begrip "bepaalde bescheiden", betekent dit dat ook aan die voorwaarde is voldaan. Echter, aan de derde voorwaarde "aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn", is niet voldaan. Dat Rova (of een van haar rechtsvoorgangers) partij was bij het Arbitraal vonnis is immers niet gesteld. De enkele omstandigheid dat het Arbitraal vonnis betrekking heeft op dezelfde schade als thans in het geding, maakt niet dat (ook) aan deze voorwaarde is voldaan. Ware dit anders, dan zou de derde voorwaarde geen zelfstandige betekenis hebben naast de eerste voorwaarde die het artikel stelt.Dit betekent dat de vordering niet op de voet van artikel 843a Rv kan worden toegewezen.
2.4 Dit neemt niet weg dat kennisneming van het Arbitraal vonnis gewenst is, gegeven het zwaarwegende belang van Rova om te kunnen controleren of de stellingen van [verweerder] omtrent hetgeen in het Arbitraal vonnis is bepaald, juist zijn. Het hof ziet daarom aanleiding gebruik te maken van zijn bevoegdheid ex artikel 22 Rv en zal [verweerder] bevelen een afschrift van het Arbitraal vonnis over te leggen. [verweerder] kan aan dit bevel voldoen door het Arbitraal vonnis als productie te voegen bij zijn memorie van antwoord. Indien [verweerder] meent dat het Arbitraal vonnis alleen goed te begrijpen is als ook kennis wordt genomen van bepaalde processtukken die niet aan dat vonnis zijn gehecht, staat het hem vrij ook afschriften van deze stukken over te leggen. Rova kan zich desgewenst daarna bij akte over de overgelegde producties uitlaten. Dit betekent dat de incidentele vordering zal worden toegewezen.
2.5 Het hof zal een beslissing over de kosten van het geding aanhouden tot de beslissing in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
3.1 De zaak zal naar de rol worden verwezen voor memorie van antwoord. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
Beslissing
Het hof
In het incident
- beveelt [verweerder] als productie bij memorie van antwoord een afschrift van het Arbitraal vonnis over te leggen;
- houdt de beslissing over de kosten van dit incident aan tot de beslissing in de hoofdzaak;
In de hoofdzaak
- verwijst de zaak naar de rol van 25 september 2012 voor het nemen van memorie van antwoord;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.A. Boele, H.J.H van Meegen en M.J. van der Ven en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 augustus 2012 in aanwezigheid van de griffier.