ECLI:NL:GHSGR:2012:BW6643

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-001018-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van niet-conform vuurwerk

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 9 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een grote partij consumentenvuurwerk die niet voldeed aan de wettelijke eisen, zoals gesteld in het Vuurwerkbesluit en de Wet milieubeheer. De tenlastelegging omvatte verschillende soorten vuurwerk, waaronder flowerbeds, mortierbommen, signaalraketten en nitraatklappers, die niet voorzien waren van de vereiste gebruiksaanwijzingen en waarschuwingen. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk deze vuurwerksoorten voorhanden had, ondanks dat deze niet voldeden aan de gestelde eisen.

De verdachte was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar het hof nam in overweging dat hij zijn volledige medewerking aan het onderzoek had verleend en dat er sinds de feiten enige tijd was verstreken. Het hof besloot tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 240 uren, met een voorwaardelijk gedeelte van 120 uren, dat niet ten uitvoer zou worden gelegd tenzij de verdachte zich opnieuw schuldig maakte aan een strafbaar feit binnen de proeftijd van twee jaar. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden. De uitspraak benadrukt de ernst van het voorhanden hebben van vuurwerk dat niet aan de wettelijke eisen voldoet, ter bescherming van de veiligheid van personen en goederen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001018-11
Parketnummer: 83-184797-10
Datum uitspraak: 9 mei 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
economische kamer
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 9 december 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1985,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 25 april 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 weken.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 december 2009 in de gemeente Katwijk, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, opzettelijk,
consumentenvuurwerk, te weten
- 2, in elk geval één of meer flowerbed(s) en/of
- 1 fontein en/of
- 280, in elk geval één of meer vlinder(s) en/of
- 5, in elk geval één of meer mortierbom(men) en/of
- 8, in elk geval één of meer signaalraket(ten) en/of
- 1000, in elk geval één of meer nitraatklapper(s),
voorhanden heeft gehad,
ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit (oud) gestelde eisen of ter uitwerking van dit besluit krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer gestelde regels, immers,
a. was/waren (één of meer van) genoemde vlinder(s) en/of mortierbom(men) en/of signaalraket(ten) en/of flowerbed(s) en/of fontein en/of nitraatklapper(s), niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan, en/of
b. was/waren genoemde vlinder(s) niet voorzien van een vermelding en/of afbeelding van de soort van het vuurwerk waaruit duidelijk blijkt wat de te verwachten effecten tijdens het functioneren zijn en/of
c. was/waren genoemde vlinder(s) niet voorzien van de naam en/of de handelsnaam en/of het handelsmerk en/of de naam en/of de plaats van vestiging van de fabrikant en/of de importeur en/of handelaar en/of
d. was/waren genoemde vlinder(s) niet voorzien van het door de fabrikant bij de vervaardiging toegekende artikelnummer dat dient ter identificatie van het vuurwerk en/of het productiejaar van het vuurwerk en/of
e. was/waren genoemde signaalraket(ten) in strijd met het bepaalde in Bijlage III van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 voorzien van een lading (voor knaleffect) welke niet uitsluitend bestond uit zwart buskruit, en/of
f. was/waren (één of meer van) genoemde flowerbed(s) in strijd met het bepaalde in artikel 5 lid 1 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 voorzien van meer dan één lont, en/of
g. was genoemde fontein in strijd met het bepaalde in Bijlage III van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 voorzien van een lading met een groter gewicht dan ingevolge die Bijlage was toegestaan, en/of
h. was/waren genoemde mortierbom(men) in strijd met het bepaalde in artikel 8 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 (onderdeel van) vuurwerk dat herlaadbaar was, en/of
i. bezat/bezaten genoemde signaalraket(ten) in strijd met het bepaalde in Bijlage III van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 geen vast verbonden stok voor vluchtstabilisatie.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Verweer van de raadsman
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsman - op gronden als nader vermeld in zijn pleitnotitie - bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde nu het bewijs jegens hem onrechtmatig is verkregen omdat sprake was van onrechtmatig binnentreden van zijn woning op grond van slechts een CIE melding en omdat aan hem niet tijdig de cautie is verleend.
Het hof verwerpt dit verweer, immers staat vast dat de verdachte de verbalisanten vrijwillig heeft binnengelaten en hen vervolgens uit eigen beweging het vuurwerk heeft aangewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 december 2009 in de gemeente Katwijk, opzettelijk
consumentenvuurwerk, te weten
- 2, flowerbeds en
- 1 fontein en
- 280 vlinders en
- 5 mortierbommen en
- 8 signaalraketten en
- 1000 nitraatklappers,
voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit (oud) gestelde eisen of ter uitwerking van dit besluit krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer gestelde regels, immers,
a. waren één of meer van genoemde vlinders en mortierbommen en signaalraketten en flowerbeds en fontein en nitraatklappers, niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan, en
b. waren genoemde vlinders niet voorzien van een vermelding en afbeelding van de soort van het vuurwerk waaruit duidelijk blijkt wat de te verwachten effecten tijdens het functioneren zijn en
c. waren genoemde vlinders niet voorzien van de naam en de handelsnaam en het handelsmerk en de naam en de plaats van vestiging van de fabrikant en de importeur en handelaar en
d. waren genoemde vlinders niet voorzien van het door de fabrikant bij de vervaardiging toegekende artikelnummer dat dient ter identificatie van het vuurwerk en het productiejaar van het vuurwerk en
f. waren genoemde flowerbeds in strijd met het bepaalde in artikel 5 lid 1 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 voorzien van meer dan één lont, en
g. was genoemde fontein in strijd met het bepaalde in Bijlage III van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 voorzien van een lading met een groter gewicht dan ingevolge die Bijlage was toegestaan, en
i. bezaten genoemde signaalraketten in strijd met het bepaalde in Bijlage III van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 geen vast verbonden stok voor vluchtstabilisatie.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft een grote partij vuurwerk voorhanden gehad dat niet voldeed aan de wettelijke eisen. Aldus heeft de verdachte gehandeld in strijd met voorschriften die zijn opgesteld ter bescherming van personen en goederen.
Bij het bepalen van de straf neemt het hof in aanmerking dat de verdachte zijn volledige medewerking aan het onderzoek heeft verleend, dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële documentatie d.d. 4 april 2012 niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten, alsmede dat sinds het plegen van de onderhavige feiten sprake is van enig tijdsverloop.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, de artikelen 1.2.2 en 2.1.3 van het Vuurwerkbesluit, de artikelen 5 en 9 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004, alsmede bijlage III bij de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf in de vorm van een werkstraf, groot 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. J. Borgesius,
mr. J.M. Reinking en mr. M. Mees, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 mei 2012.
Mr. Mees is buiten staat dit arrest te ondertekenen.