ECLI:NL:GHSGR:2012:BW6126

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.081.591-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van kennelijk onredelijke opzegging van arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kennelijk onredelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst van [appellant] door Tracto. [appellant] was sinds 1980 in dienst bij Tracto en werd op 1 december 2009 ontslagen na een verzoek aan het UWV om de arbeidsovereenkomst te mogen opzeggen. Tracto voerde aan dat er sprake was van een forse verslechtering van de bedrijfsresultaten door een structurele omzetdaling, wat leidde tot een herstructurering waarbij de functie van [appellant] kwam te vervallen. [appellant] betwistte de noodzaak van het ontslag en stelde dat er voldoende werk voor hem beschikbaar was, en dat de opzegging kennelijk onredelijk was.

Het hof oordeelde dat Tracto voldoende had onderbouwd dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst was gebaseerd op reële bedrijfseconomische omstandigheden. Het hof concludeerde dat de verslechtering van de bedrijfsresultaten en de daaropvolgende herstructurering valide redenen waren voor het ontslag. [appellant] had onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat er nog werk voor hem beschikbaar was. Het hof verwierp ook de grieven van [appellant] met betrekking tot de financiële compensatie en het afspiegelingsbeginsel, en oordeelde dat Tracto niet had gehandeld in strijd met goed werkgeverschap. De eerdere vonnissen van de kantonrechter werden bekrachtigd, en [appellant] werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel Recht
Zaaknummer : 200.081.591/01
Rolnummer Rechtbank : 1069429 CV EXPL 09-64936
Arrest van 15 mei 2012
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats] (gemeente [gemeente]),
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. drs. P.A. Visser,
tegen
Bontrans Tracto B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Tracto,
in rechte niet verschenen.
Het geding
1. Bij exploot van 28 januari 2011 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het op
12 november 2010 door de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam (hierna te noemen: de kantonrechter), tussen partijen gewezen vonnis. Bij memorie van grieven (met producties) zijn drie grieven opgeworpen. Tracto heeft op de memorie van grieven niet geantwoord, zij is in rechte niet verschenen.
[appellant] heeft arrest gevraagd, onder overlegging van stukken.
Beoordeling van het hoger beroep
2. In het (bij memorie van grieven eveneens bestreden) tussenvonnis van 28 mei 2010 heeft de kantonrechter een aantal feiten vastgesteld. Daartegen is in hoger beroep niet opgekomen, zodat die feiten tussen partijen vast staan. Het hof zal van die feiten uitgaan.
3. Samengevat gaat het om het volgende.
3.1 [appellant], geboren op [geboortedatum], is op 7 januari 1980 in dienst getreden bij (een
rechtsvoorganger van) Tracto.
3.2 Tot 2004 was [appellant] werkzaam als planner, nadien was hij (laatstelijk) werkzaam als
depotmedewerker tegen een salaris van € 2.749,31, exclusief vakantietoeslag en
dertiende maand.
3.3 Op 9 april 2009 heeft Tracto het UWV verzocht de arbeidsovereenkomst met
[appellant] te mogen opzeggen. Na het verkrijgen van genoemde toestemming heeft
Tracto de arbeidsrelatie met [appellant] opgezegd tegen 1 december 2009. Met ingang
van medio augustus 2009 was [appellant] vrijgesteld van werkzaamheden.
3.4 Op 6 december 2010 is [appellant] in dienst getreden bij Vat Logistics tegen een (bruto)
salaris van € 2.200,-- per maand, exclusief vakantietoeslag (en zonder dertiende maand).
4. Stellende dat de opzegging van zijn dienstverband met Tracto kennelijk onredelijk is, vorderde [appellant] in eerste aanleg betaling van een bedrag groot € 90.815,76.
5. De kantonrechter heeft de vordering van [appellant] integraal afgewezen en [appellant] veroordeeld in de kosten van het geding.
6. [appellant] kan zich met de uitkomst van de door hem aangespannen procedure niet verenigen, reden waarom hij hoger beroep heeft ingesteld en vernietiging vordert van de hierboven genoemde vonnissen. De grieven die [appellant] in dat kader heeft geformuleerd, zullen hieronder separaat worden besproken.
7. Grief 1 houdt verband met art. 7:681, lid 2 aanhef en sub a BW (valse/voorgewende reden). In dat kader overweegt het hof als volgt. Tracto heeft als grond voor het verzoek aan het UWV om de arbeidsovereenkomst met [appellant] te mogen opzeggen aangevoerd dat er binnen haar bedrijf sprake is van een forse verslechtering van de bedrijfsresultaten ten gevolge van een structurele omzetdaling. Een en ander heeft haar genoodzaakt om tot een herstructurering te komen waarbij de arbeidsplaats van [appellant] is komen te vervallen.
[appellant] bestrijdt dat er van teruggang in depotwerkzaamheden sprake is geweest. Volgens [appellant] is er op managementniveau voor gekozen om te saneren. Die herstructurering bestaat, aldus [appellant], daarin dat diverse werknemers zijn ingezet in een andere vennootschap (te weten Bontrans Transport en Opslag, hierna: Bontrans). Door werkzaamheden in een andere vennootschap te laten verrichten, zijn de cijfers onjuist gepresenteerd. Verder heeft – aldus [appellant] – het management er voor gekozen ritten in de nachtelijke uren te laten vervallen. In boekhoudkundige zin lijkt er minder werk te zijn voor de chauffeurs, maar voor het werk in het depot maakt dat geen verschil. Volgens [appellant] is er voor hem wel voldoende werk en is het ontslag gegeven onder een onjuiste althans onvolledige voorstelling van zaken. De opzegging is mitsdien kennelijk onredelijk, aldus [appellant].
8. Het hof begrijpt uit de stukken dat Tracto en Bontrans per 31 december 2008 zijn samengevoegd. Het transportmateriaal van Tracto is door Bontrans overgenomen, de chauffeurs van Tracto zijn per 1 januari 2009 bij Bontrans in dienst getreden. Drie werknemers (waaronder [appellant]) zijn niet mee overgegaan naar Bontrans en zijn bij Tracto in dienst gebleven. Hun salaris is intern aan Bontrans doorbelast. Sedert 1 januari 2009 worden binnen Tracto geen activiteiten meer ontplooid. De samenvoeging van Tracto en Bontrans is door bedrijfseconomische redenen (sterke terugloop van transportactiviteiten als gevolg van de economische crisis en dientengevolge sterke terugloop van het bedrijfsresultaat) ingegeven.
Naar het oordeel van het hof heeft Tracto tegen de achtergrond van vorenstaande, voldoende onderbouwd dat er, als gevolg van de teruglopende activiteiten, de verslechtering van het bedrijfsresultaat en de daarop gevolgde herstructurering, onvoldoende werk meer voor [appellant] voorhanden was, ook binnen Bontrans. [appellant] bestrijdt dat wel, maar blijft verder steken in de blote ontkenning. [appellant] voert niets aan dat aan de juistheid van hetgeen Tracto met betrekking tot het voor [appellant] beschikbare werk heeft aangevoerd, zou kunnen afdoen, noch voert [appellant] iets aan dat zijn stelling dat er nog genoeg werk voor handen was, zou kunnen onderbouwen. [appellant] erkent bovendien, naar het hof begrijpt uit punt 6 van de memorie van grieven, dat er minder personeel nodig was voor het depot doordat het depot door Bontrans in de nachtelijke uren minder werd opengesteld. Anders dan [appellant] is het hof van oordeel dat deze verminderde openstelling wel degelijk meebracht dat er voor de depotmedewerkers minder werk (gerekend in arbeidsuren) beschikbaar was. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat [appellant] zijn stelling dat er geen sprake is geweest van enige teruggang in depotwerkzaamheden onvoldoende heeft onderbouwd, zodat het hof niet toekomt aan bewijslevering. Het hof komt tot het oordeel dat reële bedrijfseconomische omstandigheden ten grondslag liggen aan de opzegging door Tracto van het dienstverband met [appellant]. Van een valse of voorgewende reden is geen sprake.
In het kader van grief 1 heeft [appellant] nog gesteld dat Tracto niet gehandeld heeft als een goed werkgever. Voor zover hij daarmee doelt op de management beslissingen van Tracto die uiteindelijk tot zijn ontslag geleid hebben, onderschrijft het hof die stelling niet. Het behoort tot de beleidsvrijheid van een onderneming haar organisatie zo in te richten en te (re)organiseren als het haar belieft. Voor de herstructurering die is doorgevoerd en waarbij de baan van [appellant] is komen te vervallen was, zoals hier voor reeds overwogen, een valide grond aanwezig. Dat de herstructurering geleid heeft tot ongelijke behandeling van werknemers stelt [appellant] wel, maar hij werkt het verder niet uit. De verwijzing naar twee (niet ontslagen) personeelsleden op de administratie kan hem niet baten nu het werknemers betreft die in dienst zijn van Bontrans Beheer B.V. en (dus) niet in dienst van Tracto of Bontrans. Daar komt bij dat - zoals Tracto onweersproken gesteld heeft - de twee bedoelde personeelsleden volgens het afspiegelingsbeginsel niet voor ontslag in aanmerking kwamen, maar de omvang van hun dienstverband vrijwillig hebben terug gebracht om te voorkomen dat een collega voor ontslag zou worden voorgedragen. Van manipulatie is geen sprake.
Overigens moge het duidelijk zijn dat bij een reorganisatie in het algemeen sommige arbeidsplaatsen wel en andere niet vervallen. Dat levert op zich geen ongelijke behandeling (en strijd met goed werkgeverschap) op. De conclusie van vorenstaande is dat grief 1 faalt.
9. Grief 2 houdt verband met art. 7:681, lid 2 aanhef en sub b BW (gevolgencriterium).
[appellant] betoogt in dat kader dat hem, gelet op zijn lange dienstverband met Tracto, ter zake van het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met Tracto, een financiële compensatie toekomt. Het hof verwerpt die grief. Het enkele niet verstrekken van financiële compensatie bij een opzegging van het dienstverband, maakt die opzegging nog niet kennelijk onredelijk, ook als het gaat om een dienstverband van lange duur, zoals in dezen. Bij het beantwoorden van de vraag of de opzegging kennelijk onredelijk is, zijn alle omstandigheden van het geval relevant, zoals de mogelijkheid tot het vinden van ander werk. Gelet op de competenties van [appellant] was ten tijde van het gegeven ontslag te voorzien dat [appellant] vroeg of laat (zoals ook gebeurd is) elders binnen of buiten de transportbranche werk zou vinden. In dat kader was een financiële compensatie niet vereist, gelet ook op de (niet weersproken) moeilijke financiële positie van Tracto/Bontrans en gelet ook op het feit dat [appellant] van medio augustus 2009 tot einde dienstverband vrijgesteld is van werkzaamheden, met doorbetaling van loon. Dat [appellant] bij zijn nieuwe werkgever minder verdient en geen dertiende maand heeft (zoals hij bij Tracto wel had) betekent niet dat Tracto die teruggang in inkomen moet compenseren. Bij een ontslag en het vinden van een nieuwe baan komt het wel vaker voor dat er van een inkomensachteruitgang sprake is. Een werkgever als Tracto is, mede gegeven de financiële situatie van Tracto en overigens ook van Bontrans ten tijde van het ontslag / einde dienstverband, niet gehouden die achteruitgang voor zijn rekening te nemen.
10. Grief 3 houdt verband met art 7:681, lid 2 aanhef en sub d. en richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat Tracto het afspiegelingsbeginsel correct heeft toegepast. In dat verband voert [appellant] aan dat zijn collega [X] (in dienst bij Tracto sedert 24 februari 1986) voorgedragen had moeten worden voor ontslag en niet hij. [X] was net als [appellant] werkzaam op het depot, maar is vanwege de reductie van het aantal ploegendiensten overbodig geworden en heeft het (aanvaarde) aanbod gekregen om tewerk gesteld te worden als chauffeur. Als gevolg van het hervatten door [X] van zijn oude functie van chauffeur was het gevolg dat hij (en niet [X]) voor ontslag in aanmerking kwam, aldus [appellant].
Het hof onderschrijft die stellingname van [appellant] niet. [X] was al eerder als chauffeur werkzaam geweest en heeft slechts voor een betrekkelijk korte periode (afgezet tegen de duur van [X]s dienstverband) in het depot gewerkt.
Vanwege de afnemende werkzaamheden in het depot is [X] verzocht zijn oorspronkelijke werkzaamheden als chauffeur te hervatten, op welk verzoek [X] is ingegaan.
De functies van [X] en [appellant] zijn niet uitwisselbaar. Voor de functie van chauffeur zijn andere competenties vereist dan voor de functie van depotmedewerker.
Van schending van het afspiegelingsbeginsel is geen sprake. Grief 3 faalt eveneens.
11. De conclusie van het vorenstaande moet zijn dat de bezwaren die [appellant] tegen de beslissing van kantonrechter geformuleerd heeft, geen stand houden.
Het bestreden vonnis van 12 november 2010 en het daaraan voorafgaande (eveneens bestreden) tussenvonnis van 28 mei 2010 zullen worden bekrachtigd. Het hoger beroep is vruchteloos ingesteld. [appellant] zal in de kosten daarvan worden veroordeeld.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de tussen partijen gewezen vonnissen van de kantonrechter van 28 mei 2010 en 12 november 2010;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Tracto tot op heden begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.R. Mellema, J.M. Th. Van der Hoeven - Oud en
V. Disselkoen, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 mei 2012 in aanwezigheid van de griffier.