ECLI:NL:GHSGR:2012:BV8386

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-001302-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door ambtenaar en medeplichtigheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 29 februari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1957, was betrokken bij de verduistering van een geldbedrag van 29.569,36 euro, dat een mededader, werkzaam als ambtenaar bij het Ministerie van Justitie, onder zich had. De mededader had het geld niet overgeschreven naar de rechthebbende, maar naar de rekening van de verdachte. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met een vervangende hechtenis van 50 dagen indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

De zaak kwam voor het hof na een eerdere veroordeling in eerste aanleg, waar de verdachte was veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. De verdachte heeft in hoger beroep tegen dit vonnis geappelleerd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en haar mededader opzettelijk het geldbedrag hebben verduisterd, waarbij de verdachte een actieve rol heeft gespeeld door haar rekeningnummer ter beschikking te stellen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Het hof heeft ook geconstateerd dat de redelijke termijn van berechting is geschonden, wat heeft geleid tot een matiging van de oorspronkelijk opgelegde taakstraf. De verdachte heeft inmiddels stappen ondernomen om de schade aan de Staat terug te betalen, wat in haar voordeel is meegewogen. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001302-11
Parketnummer: 09-561661-08
Datum uitspraak: 29 februari 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 februari 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1957,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 15 februari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
zij in of omstreeks de periode van 4 augustus 2007 tot en met 31 augustus 2007, althans een tijdstip in het jaar 2007, te 's-Gravenhage, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
- terwijl haar mededader als ambtenaar opzettelijk geld in zijn bediening onder zich had - dat geld heeft verduisterd hebbende zij, verdachte en/of haar mededader(s) opzettelijk een bedrag 29.569,36 euro, althans een geldbedrag van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie), bestemd voor [benadeelde partij], welk geld haar mededader anders dan door misdrijf, immers uit hoofde van zijn bediening als ambtenaar ([functieomschrijving] bij het Ministerie van Justitie), onder zich had - zich wederrechtelijk toegeëigend (door dit geld over te maken naar de bankrekening van verdachte);
subsidiair:
zij (op één of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 24 augustus 2007 tot en met 24 september 2007 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (deel van een) geldbedrag van 29.569,36 euro heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geldbedrag wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed betrof;
meer subsidiair:
zij in of omstreeks de periode van 24 augustus 2007 tot en met 24 september 2007 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een (deel van een) geldbedrag van 29.569,36 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en/of [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of haar mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als ongerechtigd ontvanger, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in of omstreeks de periode van 4 augustus 2007 tot en met 31 augustus 2007, te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen,
- terwijl haar mededader als ambtenaar opzettelijk geld in zijn bediening onder zich had - dat geld heeft verduisterd hebbende zij, verdachte en haar mededader opzettelijk een geldbedrag van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie), bestemd voor [benadeelde partij], welk geld haar mededader anders dan door misdrijf, immers uit hoofde van zijn bediening als ambtenaar (medewerker bij het Ministerie van Justitie), onder zich had - zich wederrechtelijk toegeëigend (door dit geld over te maken naar de bankrekening van verdachte).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van als ambtenaar opzettelijk geld dat hij in zijn bediening onder zich heeft, verduisteren.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft meegedaan aan het verduisteren van een geldbedrag dat een mededader die werkzaam was als ambtenaar bij het Ministerie van Justitie, onder zich had. Die mededader heeft het geld niet overgeschreven naar de rekening van de rechthebbende, maar naar de rekening van de verdachte. Door haar rekeningnummer ter beschikking te stellen heeft de verdachte een wezenlijke rol gespeeld bij de uitvoering van het delict. Toen zij een hoog geldbedrag op haar rekening zag staan, heeft zij het grootste deel opgenomen en in contanten aan haar mededader (laten) af(ge)geven. Door aldus te handelen hebben de verdachte en haar mededader slechts oog gehad voor hun eigen gewin. Het hof vindt het handelen van de verdachte zeer ernstig. Naar het oordeel van het hof dient daartegen streng te worden opgetreden.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie van 26 januari 2012, waaruit blijkt dat de verdachte niet is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof houdt ten voordele van de verdachte rekening met het gegeven dat de verdachte inmiddels doende is aan de Staat terug te betalen. Zij wordt -anders dan de mededader- door de Staat financieel verantwoordelijk gehouden voor het afbetalen van de ontstane schuld.
Alles afwegende is het hof, anders dan de raadsman heeft bepleit, in beginsel van oordeel dat een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, een passende en geboden reactie vormt.
Echter, gebleken is dat de redelijke termijn van berechting in de zin van artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is geschonden. Immers, de behandeling van de zaak door de rechtbank heeft niet plaatsgehad binnen de daarvoor geldende termijn van twee jaren. Om die reden zal het hof de voorgenomen hoogte van de taakstraf matigen en aan de verdachte een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, van na te melden duur opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 359 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. Reinking,
mr. G. Dulek-Schermers en dr. G.J. Fleers, in bijzijn van de griffier mr. M.M. Koers.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 februari 2012.
Dr. G.J. Fleers is buiten staat dit arrest te ondertekenen.