ECLI:NL:GHSGR:2012:BV3114
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen dwangbevel en formele rechtskracht van dwangsombesluit
In deze zaak gaat het om een verzetprocedure tegen een dwangbevel dat is uitgevaardigd door de gemeente Leiden. De appellante, die eigenaar is van een perceel in Leiden, heeft zonder bouwvergunning dertien appartementen gebouwd. Op 2 november 2007 werd haar een last onder dwangsom opgelegd, waarbij een dwangsom van € 15.000,- per week werd opgelegd voor het niet verwijderen van de appartementen. De appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar haar beroep werd ongegrond verklaard door de rechtbank en later bevestigd door de Raad van State.
Op 23 december 2008 heeft de gemeente een dwangbevel uitgevaardigd voor de betaling van € 180.000,- wegens verbeurde dwangsommen. De appellante heeft in hoger beroep de rechtbank verzocht om het dwangbevel buiten effect te stellen en de hoogte van de dwangsommen te matigen. De rechtbank heeft het verzet gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het dwangbevel voor het overige ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellante grieven aangevoerd, onder andere dat de rechtbank onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van het geval, zoals een ruilovereenkomst uit 1991 en de gedoogperiode van de gemeente. Het hof oordeelt dat de door de rechtbank vastgestelde feiten niet in geschil zijn en dat de appellante niet heeft aangetoond dat er bijzondere omstandigheden zijn die de rechtmatigheid van het dwangsombesluit in twijfel trekken. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de grieven van de appellante af. De appellante wordt veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.