ECLI:NL:GHSGR:2012:5324

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 juni 2012
Publicatiedatum
22 april 2014
Zaaknummer
200.080.036-01T
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop en non-conformiteit bij de verkoop van een dressuurpaard met kissing spines

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen twee vonnissen van de rechtbank Rotterdam, waarin zij vorderingen heeft ingesteld tegen [geïntimeerde] wegens non-conformiteit van een dressuurpaard dat zij heeft aangeschaft. De koopovereenkomst werd gesloten in 2005, waarbij [appellante] het paard '[het ingeruilde paard]' kocht van [geïntimeerde]. Na de aankoop bleek het paard niet geschikt voor de dressuursport, wat leidde tot klachten over stijfheid en uiteindelijk de ontdekking van 'kissing spines'. De rechtbank oordeelde dat [appellante] niet had aangetoond dat het paard bij aflevering niet voldeed aan de overeenkomst, en wees haar vorderingen af. In hoger beroep stelt [appellante] dat de rechtbank de bewijslast verkeerd heeft verdeeld en dat er wel degelijk sprake is van non-conformiteit. Het hof oordeelt dat [geïntimeerde] moet bewijzen dat het paard bij aflevering wel voldeed aan de overeenkomst, en dat het aan [appellante] is om te bewijzen dat de klachten binnen zes maanden na aflevering zijn geopenbaard. Het hof laat [geïntimeerde] toe tot het bewijs van feiten die het bewijsvermoeden van non-conformiteit kunnen ontzenuwen. De zaak wordt aangehouden voor getuigenverhoren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.080.036/01
Zaak-/rolnummer rechtbank : 254597 / HA ZA 06-305

arrest d.d. 5 juni 2012

inzake

[appellante],

wonende te [woonplaats], [land]
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. L.M. Schelstraete te Tilburg,
tegen

[...] B.V.,

gevestigd te Zierikzee,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. S.A. Wensing te Oudewater.

Het geding

Bij exploot van 31 december 2010 is [appellante] in hoger beroep gekomen van twee door de rechtbank Rotterdam, sector civiel recht, tussen partijen gewezen vonnissen van 17 oktober 2007 (verder: het bestreden tussenvonnis) en 6 oktober 2010 (verder: het bestreden eindvonnis). Bij memorie van grieven, tevens houdende akte vermeerdering van eis (met producties) heeft [appellante] acht grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord, tevens antwoordakte heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden. Vervolgens heeft [appellante] een akte overlegging producties (met producties) genomen en [geïntimeerde] een antwoordakte
Vervolgens heeft [appellante] de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1.
De door de rechtbank in het bestreden tussenvonnis vastgestelde feiten zijn door partijen niet bestreden, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
2.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1
[geïntimeerde] houdt zich sinds 1990 bezig met de verkoop van exclusieve dressuurpaarden, waarbij zij zich vooral richt op de buitenlandse markt.
2.2 Begin 2005 is tussen [geïntimeerde] en [appellante] een koopovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot een paard, genaamd "[het ingeruilde paard]". [appellante] heeft de door [geïntimeerde] op 11 maart 2005 verzonden factuur van € 26.536,-- , inclusief BTW betaald en [geïntimeerde] heeft [het ingeruilde paard] aan [appellante] geleverd.
2.3 In het kader van de totstandkoming van die overeenkomst heeft [appellante] aan [geïntimeerde] aangegeven dat zij [het ingeruilde paard] als dressuurpaard voor de dressuursport wilde gebruiken en dat [het ingeruilde paard] rustig en betrouwbaar moest zijn.
2.4
[appellante] heeft op enig moment aan [geïntimeerde] aangegeven dat [het ingeruilde paard] voor haar toch niet geschikt was.
2.5.
Partijen hebben vervolgens in de maand september 2005 afgesproken om [het ingeruilde paard] met gesloten beurzen om te ruilen voor een ander paard, genaamd "[het Paard]", (verder: het Paard en de Overeenkomst).
2.5
[appellante] heeft voordat laatstgenoemde overeenkomst werd gesloten het Paard bereden. Voorts is in opdracht van [geïntimeerde] het Paard gekeurd door dierarts drs.[getuige sub 5], verbonden aan de Kliniek voor Paarden te Honselersdijk, waarbij – op verzoek van [appellante] – naast de gebruikelijke onderzoeken ook röntgenopnamen van de rug zijn gemaakt.
2.6
In het keuringsrapport van 5 september 2005 is onder meer het volgende vermeld:
"CLINICAL EXAMINATION X No abnormal findings
RADIOLOGICAL MINDINGS X good
X satisfactory X acceptable
(…)
During the examination therewere/were no indications of vices. (handgeschreven:) surgery performed (…)"
Het paard kreeg een positief verkoopadvies. [getuige sub 5] heeft het advies telefonisch besproken met dr. [A], een door [appellante] ingeschakelde dierenarts (verder: [A]).
2.7.
Na de veterinaire goedkeuring is het paard "[het Paard]" door [geïntimeerde] op 12 september 2005 aan [appellante] geleverd en op kosten van [appellante] vervoerd naar [land]. Bij de ruil is geen geld betaald.
2.8
Op 12 oktober 2005 heeft een andere dierenarts, dr. [C] het Paard onderzocht naar aanleiding van klachten van [appellante]. Deze dierenarts constateerde dat het Paard stijf was in de rug
("une raideur de la région dorso-lombaire") en heeft het Paard behandeld met mesotherapie.
2.9
Op 29 oktober 2005 heeft [appellante] [A] verzocht het Paard (röntgenologisch) te onderzoeken. Bij zijn beoordeling heeft deze dierenarts ook de röntgenopnames van de Kliniek voor Paarden van 5 september 2005 betrokken. De conclusie van [A] was dat het Paard leed aan "kissing spines" en dat dit al zichtbaar was op de röntgenopnamen van voor de koop.
2.10 "Kissing spines" is de benaming voor een beschadiging/letsel waarbij een deel van de tussen de (rugge)wervels gelegen ligamenten (gewrichtsbanden) wordt afgebroken en de doornuitsteeksels elkaar beginnen te raken, zodat nieuwe geledingen ontstaan. Dit kan uiterst pijnlijk zijn.
2.11
Bij brief van 3 november 2005 heeft de raadsvrouw van [appellante] de Overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden, meegedeeld dat het Paard ter beschikking staat van [geïntimeerde] en verzocht om terugbetaling van de koopsom van € 25.000,--, waarbij zij [geïntimeerde] tevens aansprakelijk heeft gesteld voor de door [appellante] geleden schade.
2.12
Op verzoek van de raadsvrouw van [appellante] heeft [A] zijn bevindingen in zijn brief van 14 november 2005 als volgt omschreven:
"(…) Aufgrund der am 27. Oktober erhobenen Klinischen (Schmerzhaftigkeit und eingeschränkte Beweglichkeit des Rückens) uns radiologischen Befunde (Kissing Spines und Arthrose der Brust- und Halswirbelgelenke) sowie aufgrund der von Frau [appellante] gemachten Beobachtungen beim Reiten (steif, unreitbar, steigt) muss das Pferd [het Paard] als ungeeignet ("unfit") für den Dressursport erklärt werden. (…)"
2.13
[appellante] heeft vervolgens nog een tweede deskundige aangezocht, prof. [B] van de Faculteit Dierengeneeskunde, Paardenafdeling en Radiologie van de Universiteit van [plaats]. In zijn brief van 25 november 2005 komt deze deskundige tot de volgende conclusies:

"Conclusions

The horse [het Paard] shows radiographic changes of the thoracic spinous processes in the saddle region. These changes are already visible on the radiographs taken during the pre-purchase exam on 5 September 2005. Contrary to the actual radiographic findings the spine was judged by the Dutch veterinarian as normal. This is not correct. The cervical spine also shows massive radiographic enlargements of the facet joints. (…)"

2.14 [geïntimeerde] heeft de röntgenopnamen van 5 september 2005 eveneens laten onderzoeken door dr.[E] van de Faculteit der Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht. Bij brief van 9 maart 2006 schreef deze:
"(…) Het (…) röntgenologische beeld past in dat van een milde vorm van "overriding"/"kissing-spines". Dit beeld kan passen bij een toevalsbevinding zonder klinische betekenis.
Het is belangrijk dat men er zich van bewust is dat geschetst röntgenologisch beeld een regelmatig voorkomende bevinding is bij paarden met geen enkele klinische klacht. (…)
Vandaar dat het niet mogelijk is een relatie te leggen tussen de röntgenologische bevindingen en de mate van de klinische klachten van een paard.
De veranderingen kunnen ook in het verleden zijn ontstaan en momenteel van geen enkele klinische betekenis zijn."
2.15 In deze procedure vordert [appellante], na vermeerdering van eis en zakelijk weergegeven:
i. i) een verklaring voor recht dat de Overeenkomst ontbonden is dan wel vernietigd; dan wel dat sprake is van een onrechtmatige daad van [geïntimeerde] jegens [appellante];
ii) de veroordeling van [geïntimeerde] om – op straffe van verbeurte van een dwangsom – het Paard terug te nemen onder gelijktijdige restitutie door [geïntimeerde] van de koopsom, vermeerderd met rente;
iii) de veroordeling van [geïntimeerde] om aan [appellante] de door haar geleden schade en buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met rente te vergoeden, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure.
2.16 Bij het bestreden tussenvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat op de Overeenkomst Nederlands recht van toepassing is, en dat de rechtbank Rotterdam bevoegd is van de vordering kennis te nemen. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat aan [appellante] in beginsel consumentenbescherming toekomt, zoals neergelegd in de bepalingen omtrent consumentenkoopovereenkomst in Boek 7 BW. De rechtbank achtte een deskundigenbericht noodzakelijk onder meer over de vraag of de door [appellante] gestelde stijfheidklachten voortvloeiden uit "kissing spines" en/of arthrose van de nek van het Paard, alsmede over de vraag of het verhelpen van een stalondeugd (in casu: "luchtzuigen") een omstandigheid is die in redelijkheid in de weg staat aan de geschiktheid van het Paard als lief en rustig dressuurpaard. De rechtbank heeft prof. dr. A. van Barneveld als deskundige benoemd en bepaald dat deze zich desgewenst kan laten bijstaan door prof. dr. G. Voorhout, dan wel een andere radioloog.
2.17 De deskundige, die zich heeft laten bijstaan door Voorhout voonoemd, heeft de gestelde vragen in zijn rapport als volgt beantwoord:
"a. Hoe beoordeelt u de röntgenopnamen van 5 september 2005, welke zijn gemaakt van de rug van het paard '[het Paard]', en kunt u aangeven of en in welke mate op deze opnamen zichtbaar is of het paard lijdt aan 'kissing spines'?
Op de röntgenopnamen van 5 september 2005 is sprake van zeer geringe röntgenologische veranderingen (lichte sclerosering) ter hoogte van de doornuitsteeksels van de 12e en de 13e borstwervel, Thoracale 12 en 13 (in lekentermen ook vaak rugwervels genoemd). Deze bevindingen passen mogelijk in het beeld van 'kissing spines'. Er is echter geen uitspraak te doen of het dier hier ook aan 'lijdt'. De betreffende zeer geringe veranderingen worden regelmatig bij paarden zonder enige klinische klacht gezien.(…)
c. Kunt u aangeven of en zo ja in welke mate, de 'kissing spines' waarneembaar op de röntgenopnamen van 5 september 2005 zijn toegenomen/gelijk gebleven/afgenomen anderszins gewijzigd op de röntgenopnamen van 29 oktober van dr. [A]/prof. [B]?
De röntgenbeelden van 5 september en van 29 oktober 2005 geven geen veranderingen ten opzichte van elkaar te zien.(…)
e. Kunt u aangeven hoe groot de kans is dat de vastgestelde afwijkingen aan 'spines' en nek van het paard hebben geleid tot de blijkens overweging 6.17 geconstateerde stijfheidklachten van het paard?
Neen. In de hals is naar onze mening geen sprake van duidelijke röntgenologische veranderingen en de zeer geringe röntgenologische veranderingen van de doornuitsteeksels van de rugwervels zijn niet te relateren aan klinische klachten. Alleen een uitgebreid klinisch onderzoek met aanvullend een diagnostische anesthesie van de betreffende locatie, op hetzelfde tijdstip uitgevoerd als waarop de röntgenopnamen gemaakt zijn, zou een relatie kunnen aantonen. Drs. [getuige sub 5] heeft op 5 september 2005 geen klinische veranderingen gevonden en ook de koopster heeft de eerste maand geen problemen gerapporteerd.(…)
i. Hoe groot is de kans dat rugproblemen (de pijn- en stijfheidklachten, al dan niet in combinatie met 'kissing spines' en/of arthrose) van het paard zijn veroorzaakt door [appellante] zelf en dat deze problemen te wijten zijn aan verkeerde trainingsmethoden, te weinig of verkeerde beweging, verkeerde voeding, te weinig of te veel weidegang dan wel overbelasting? Kunt u dit concreet toelichten met eventuele voorbeelden betreffende het paard '[het Paard]' en aangeven op welke wijze deze rugproblemen dan zijn ontstaan en op welke wijze dit zichtbaar is?
Rugproblemen kunnen bij paarden op velerlei wijze ontstaan. Verkeerde trainingsmethoden, verkeerde of onvoldoende beweging, overbelasting, verkeerde voeding en vele andere factoren kunnen binnen enkele dagen tot weken bij paarden tot ernstige pijn- en/of stijfheidklachten leiden. Er is echter in het onderhavige geval geen uitspraak te doen over het oorzakelijk verband tussen de geringe röntgenologische veranderingen en de klinische klachten, noch over de invloed van andere factoren op (het ontstaan van) de klinische problemen.(…)
k. Kunt u aangeven of het paard op 5 september 2005, gelet op de röntgenologische bevindingen en de latere klinische klachten, geschikt was voor de dressuursport?
Er zijn geen aanwijzingen dat '[het Paard]' op 5 september 2005 niet geschikt was voor de dressuursport. Op 5 september 2005 heeft de erkende keuringsdierenarts drs. [getuige sub 5] bij zijn onderzoek geen klinische klachten geconstateerd en hij heeft het paard positief beoordeeld. De zeer geringe, hiervoor besproken, röntgenologische veranderingen hoeven geen enkele klinische betekenis te hebben. Er staat dus geenszins vast dat de klinische klachten zoals beschreven door mw. [appellante] gerelateerd zijn aan de gevonden zeer geringe röntgenologische veranderingen.(…).
2.18 Op 25 mei 2009 heeft [appellante] de afweerreacties van het Paard laten onderzoeken door prof. [D]. Zijn conclusies luidden (vertaald in het Nederlands) als volgt:

"CONCLUSIES VAN HET ONDERZOEK

[het Paard] vertoont vandaag over het algemeen genomen bevredigende bewegingen, aan de hand en aan de longe. Onder het zadel verdraagt hij de dressuurbasisoefeningen in de verzamelde gangen niet, hij vertoont afweerreacties die één uur na intraveneuze injectie van Flunixine Méglumine bij een dosis van 1,1 mg/kg afnemen.

Onderzoek naar de laesies met beeldvorming wees op:

1/Cervicaal:
-Synoviale intervertebrale epiaxiale artropathie C2-C3, met een matige afwijking van de vertebrale uitlijning. Deze afwijkingen kunnen de oorzaak zijn van de problemen die zich voordoen bij het gebruik van het paard.
- Matige synoviale intervertebrale epiaxiale artropathie C6-C7 en C7-T1.

2.Thoracolumbaal:

- Matige synoviale intervertebrale epiaxiale artropathie T18-L1 en T17-T18 en L1-L2.
-Substantiële problemen met de doornuitsteeksels tussen T17 en L1, en matig tussen T14 en T17.

3.Heup:

Een afwijking in de overgang van de lumbale wervel met het sacrum met een ankylose van de lumbosacrale tussenwervelschrijf en een grote tussenwervelschrijf L5.(…)"
2.19 Bij het bestreden eindvonnis heeft de rechtbank de vorderingen afgewezen en [appellante] veroordeeld in de kosten. De rechtbank overwoog daartoe dat ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv het aan [appellante] was om te bewijzen dat het Paard vanwege kissing spines, artrose in de nekwervels en/of een stalgebrek bij aflevering niet aan de Overeenkomst beantwoordde. Eerst indien vaststaat dat sprake is van een afwijking van het overeengekomene en hiervan binnen zes maanden na aflevering is gebleken, geldt de regeling van artikel 7:18, lid 2 BW. Op grond van het deskundigenbericht, dat de rechtbank zwaarder laat wegen dan de partijdeskundigenverklaringen, komt de rechtbank tot het oordeel dat de non-conformiteit niet is komen vast te staan. Daarom wordt niet toegekomen aan het wettelijke vermoeden van artikel 7:18 BW, aldus de rechtbank.
3.1 In hoger beroep vordert [appellante] vernietiging van de bestreden vonnissen en opnieuw rechtdoende toewijzing van haar inleidende vorderingen i) en ii), terwijl zij de door haar geleden schade nader heeft begroot op € 14.332,85 en op € 1.632,-- aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met € 200,-- per maand vanaf november 2005 tot aan het moment van teruglevering van het Paard, wegens stallings- en overige kosten. Tevens vordert [appellante] terugbetaling van al hetgeen zij ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft voldaan.
Consumentenkoop of -ruil
3.2 Het hof ziet aanleiding als eerste de vraag te beantwoorden of sprake is van consumentenkoop. Tegen de overweging dat dit het geval is, zijn weliswaar geen grieven gericht, maar indien enige grief slaagt, dan zal in het kader van de devolutieve werking deze vraag aan de orde moeten komen.
3.3 [appellante] stelt dat nu zij werkzaam is als secretaresse, de paardensport beoefent als hobby en thuis beschikt over een stal waarin zij twee paarden houdt, sprake is van een consumentenkoop. Ter onderbouwing van deze stelling heeft zij een drietal schriftelijke verklaringen overgelegd (prod. 18, 19 en 20 bij de brief van 27 april 2006).
3.4 [geïntimeerde] heeft, eveneens onder overlegging van een aantal schriftelijke verklaringen (prod. 15 bij CvA), bestreden dat sprake is van consumentenkoop, stellende dat [appellante] in [land] een dressuurstal exploiteert en zich bezighoudt met de africhting en training van dressuurpaarden alsmede het aanbieden van pensionstalling. Uit de door [geïntimeerde] overgelegde schriftelijke verklaringen kan echter niet worden afgeleid dat [appellante] in [land] een dressuurstal exploiteert, terwijl in het dossier ook anderszins geen aanwijzingen zijn te vinden dat [appellante] professioneel in paarden handelde. Dit betekent dat ook het hof het ervoor houdt dat [appellante] als consument is aan te merken en dat gelet op het bepaalde in artikel 7:50 BW – ongeacht de vraag of de Overeenkomst juridisch is te kwalificeren als vervanging in het kader van een consumentenkoopovereenkomst dan wel als ruil – de bepalingen inzake consumentenkoop van (overeenkomstige) toepassing zijn.
Non-conformiteit
3.5 Met grief 6A komt [appellante] op tegen de door de rechtbank gehanteerde bewijslastverdeling. [appellante] stelt dat de rechtbank artikel 7:18, lid 2 BW niet juist heeft toegepast. Door het daarin opgenomen wettelijk vermoeden, wordt – nu de rechtbank heeft overwogen dat als onweersproken vaststond dat de stijfheid van de rug zich binnen zes maanden heeft geopenbaard – verondersteld dat het Paard bij aflevering niet aan de overeenkomst voldeed, tenzij de aard van de zaak of de afwijking zich daartegen verzet. Omdat [geïntimeerde] zich niet heeft beroepen op de "tenzij"-clausule, had de rechtbank aan [geïntimeerde] moeten opdragen dit wettelijk vermoeden te weerleggen.
3.6 Deze grief slaagt.
Nu [geïntimeerde] ook in hoger beroep niet heeft weersproken dat i) [appellante] al binnen een maand na aflevering stijfheid heeft geconstateerd en daarover bij [geïntimeerde] heeft geklaagd, ii) dat Vienet op 12 oktober 2005 heeft geconstateerd dat het Paard stijf in de rug en onder en achter het zadel was, en iii) dat [A] op 29 oktober 2005 bij onderzoek van het Paard heeft waargenomen dat bij rugpalpatie een pijnreactie was op te wekken ter hoogte van het zadel en de beweeglijkheid van de borstwervelkolom enigszins beperkt leek, staat vast dat binnen zes maanden na aflevering zich een gebrek heeft geopenbaard. Hetgeen [geïntimeerde] heeft gesteld is naar het oordeel van het hof onvoldoende om te concluderen dat zich in deze een tenzij-situatie als bedoeld in artikel 7:18, lid 2 BW voordoet. De enkele omstandigheid dat een paard een levend wezen is en rugklachten ook kunnen ontstaan door andere oorzaken zijn daartoe niet voldoende. Dit betekent dat het aan [geïntimeerde] is om tegenbewijs te leveren tegen het bewijsvermoeden dat het Paard reeds bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord. Op basis van het procesdossier zoals dit thans voorligt is [geïntimeerde] niet in dit bewijs geslaagd. Immers alle deskundigen zijn het er over eens, dat op de röntgenfoto's afwijkingen te zien zijn die duiden op kissing spines. De enkele omstandigheid dat alleen röntgenologische afwijkingen niet voldoende zijn voor de diagnose dat een paard ook te lijden heeft van kissing spines omdat daarvoor ook uitgebreid klinisch onderzoek is vereist, sluit bij gebreke van uitgebreid klinisch onderzoek kissing spines niet uit. Dat het door [getuige sub 5] uitgevoerde onderzoek is aan te merken als een uitgebreid klinisch onderzoek als hier bedoeld, is door [geïntimeerde] niet gesteld, althans onvoldoende feitelijk onderbouwd. Gesteld noch gebleken is voorts dat het onder het zadel rijden behoorde tot het onderzoek van [getuige sub 5]. De enkele omstandigheid dat [getuige sub 5] bij de aankoopkeuring geen kissing spines heeft vastgesteld, kan daarom niet tot het oordeel leiden dat het bewijsvermoeden is weerlegd. Dit klemt te meer, nu [appellante] heeft gesteld – en met schriftelijke verklaringen en bandopnamen onderbouwd – dat het Paard bij het uitproberen (berijden) stijf was en dat [geïntimeerde] toen heeft gezegd dat dit werd veroorzaakt door de zware trainingen van de dagen ervoor, terwijl later door [D], na uitgebreid (onder meer klinisch) onderzoek, is vastgesteld dat wel degelijk sprake is van kissing spines.
3.7 [geïntimeerde] heeft in hoger beroep een (algemeen geformuleerd) bewijsaanbod gedaan. Nu volgens vaste jurisprudentie een aanbod tot tegenbewijs niet behoeft te worden gespecificeerd (laatstelijk HR 3-2-2012, LJN BU7245), zal [geïntimeerde] tot tegenbewijs tegen het in 3.6 genoemde bewijsvermoeden worden toegelaten.
3.8 Voor zover [geïntimeerde] onder verwijzing naar artikel 7:17, lid 5 BW meent dat [appellante] geen beroep kan doen op non-conformiteit, omdat dr. [A] kennis heeft kunnen nemen van het keuringsrapport van [getuige sub 5] en de daarbij behorende röntgenfoto's en het Paard heeft goedgekeurd, faalt dit verweer. Vaststaat immers dat in het keuringsrapport van [getuige sub 5] over kissing spines niets is vermeld, sterker nog in het rapport is vermeld:
"x-rays spine's normal".Voorts geldt dat [appellante] heeft gesteld dat [A] de röntgenfoto's pas na het sluiten van de Overeenkomst heeft ontvangen en [geïntimeerde] dat onvoldoende heeft betwist. Daarom kan niet worden geoordeeld dat het [appellante] ten tijde van de Overeenkomst ermee bekend had kunnen zijn dat het Paard behept was met kissing spines. De omstandigheid dat de Overeenkomst was aangegaan onder de voorwaarde van een positieve veterinaire keuring doet hieraan niet af.
3.9 Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

Beslissing

Het hof:
- laat [geïntimeerde] toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden die het in 3.6 bedoelde bewijsvermoeden ontzenuwen;
- bepaalt dat, indien [geïntimeerde] getuigen wil doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te ’s-Gravenhage ten overstaan van de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. M.J. van der Ven, op
donderdag 19 juli 2012om
13:30 uur;
- bepaalt dat, indien één der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen en de te horen getuigen in de maanden juli tot en met oktober van 2012, opgeeft dan verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de getuigenverhoren zal vaststellen;
- verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor het getuigenverhoor niet nodig is;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C. Fasseur-van Santen, M.J. van der Ven en J.E.H.M. Pinckaers en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juni 2012 in aanwezigheid van de griffier.