ECLI:NL:GHSGR:2011:BU8172
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- S.R. Mellema
- J.W. van Rijkom
- V. Disselkoen
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet niet rechtsgeldig, matiging loonvordering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [werkneemster] tegen het ontslag op staande voet door haar werkgever, Bommelsteijn BV. [werkneemster], die sinds 1 augustus 2001 in dienst was als groepsleider, had op 27 augustus 2003 toestemming gevraagd om haar vakantie te vervroegen. De werkgever weigerde dit en stelde dat als [werkneemster] op 29 augustus 2003 niet zou verschijnen, dit zou worden aangemerkt als ongeoorloofd verzuim. [werkneemster] nam echter de vlucht op 28 augustus en verscheen niet op haar werk op 29 augustus, wat leidde tot haar ontslag op staande voet.
In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vordering van [werkneemster] tot nietigverklaring van het ontslag afgewezen, maar in reconventie een bedrag toegewezen aan Bommelsteijn. [werkneemster] ging in hoger beroep, waarbij zij stelde dat het ontslag nietig was omdat zij toestemming had gekregen voor haar verlof. Het hof oordeelde dat het ontslag op staande voet een te zware sanctie was voor het gedrag van [werkneemster]. Het hof benadrukte dat een ontslag op staande voet alleen gerechtvaardigd is als er sprake is van een dringende reden en dat alle omstandigheden van het geval moeten worden meegewogen.
Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en verklaarde het ontslag nietig. Tevens werd Bommelsteijn veroordeeld tot betaling van achterstallig loon en overuren aan [werkneemster]. Het hof matigde de wettelijke verhoging tot 10% en wees de buitengerechtelijke incassokosten af, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De kosten van beide instanties werden aan Bommelsteijn opgelegd.