ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6817

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.046.596-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijheid van de rechter in de waardering van deskundigenrapporten in civiele zaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 29 november 2011 arrest gewezen in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen Potplantenkwekerij [X] V.O.F. (hierna: appellante) en [geïntimeerde], waarbij appellante in hoger beroep ging tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest van 3 mei 2011 en constateert dat partijen na dit tussenarrest geen schikking hebben kunnen bereiken. Tijdens een comparitie van partijen zijn inlichtingen verstrekt en zijn stukken in het geding gebracht.

Het hof beoordeelt de grieven van appellante tegen het vonnis van de rechtbank. Het hof stelt vast dat de rechter niet gebonden is aan de conclusies van deskundigen, ook niet als deze in meerderheid tot een bepaalde conclusie komen. De rechter heeft een grote vrijheid in de waardering van deskundigenrapporten. Het hof is van oordeel dat het deskundigenbericht van de door de rechtbank benoemde deskundige onvoldoende bewijs oplevert voor de stelling dat de schade aan de oplegger aan [geïntimeerde] kan worden toegerekend. Het hof concludeert dat de schade in belangrijke mate kan worden verklaard door de wijze van gebruik van de oplegger door appellante, waarbij de deskundige heeft verklaard dat de vochtinslag mogelijk is veroorzaakt door het open laten staan van de achterkleppen.

Het hof oordeelt dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd om een bewijsvermoeden aan te nemen en dat de bewijslast bij haar ligt. Appellante biedt opnieuw bewijs aan, maar het hof gaat hieraan voorbij omdat zij niet aangeeft wat zij nog meer kan bewijzen dan in eerste aanleg al is geprobeerd. Uiteindelijk bekrachtigt het hof de vonnissen van de rechtbank en veroordeelt appellante in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.046.596/01
Rolnummer rechtbank : HA ZA 07-2319
Arrest d.d. 29 november 2011
inzake
Potplantenkwekerij [X] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats] (gemeente [gemeente]),
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens te 's-Gravenhage,
tegen
[geïntimeerde], h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. M.J. de Jong te Leiden.
Het geding
In deze zaak heeft het hof op 3 mei 2011 een tussenarrest gewezen. Het hof verwijst voor het procesverloop tot die datum naar dat tussenarrest. Ten vervolge hebben partijen stukken in het geding gebracht en is een comparitie van partijen gehouden, waarin inlichtingen zijn verstrekt. Een schikking is niet tot stand gekomen. Partijen hebben vervolgens wederom arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. De door [appellante] tegen het vonnis aangevoerde grieven falen om de volgende reden. Anders dan [appellante] lijkt te stellen is de rechter niet gebonden aan conclusies van deskundigen, ook niet als zij in meerderheid tot een bepaalde conclusie komen. De rechter is in hoge mate vrij in de waardering van het in een deskundigenbericht aangedragen bewijs. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het bericht van de door de rechtbank benoemde deskundige onvoldoende bewijs oplevert voor de stelling dat de aan de oplegger geconstateerde schade aan [geïntimeerde] valt toe te rekenen, noch op zichzelf, noch in combinatie met het zijdens [appellante] overgelegde deskundigenbewijs. Ook als op grond van het bericht van de door de rechtbank benoemde deskundige zou worden aangenomen dat is komen vast te staan dat de oplegger bij de aflevering gebreken vertoonde, dan nog acht het hof het ongeloofwaardig dat het voor de omvang van de geconstateerde schade niet uitmaakt of de oplegger zes of achteneenhalf jaar in gebruik is geweest; daarbij is de wijze van gebruik bovendien van wezenlijk belang. De deskundige heeft ter comparitie verklaard dat de vochtinslag (die het probleem aan de vloer volgens hem heeft veroorzaakt) heel goed kan zijn veroorzaakt door het (door [appellante] onvoldoende bestreden en aan haar toe te rekenen) open laten staan van de achterkleppen. Uit de uitlating van de deskundige ter comparitie dat de aangetroffen schade niet alleen (onderstreping hof) door de waterinslag valt te verklaren, leidt het hof af dat die schade daardoor ten minste in belangrijke mate wordt verklaard. Dit strookt met de bevinding van de door de rechtbank benoemde deskundige dat het meeste water dat gedurende het gebruik is binnengedrongen, afkomstig is van het inregenen door de geopende achterkleppen. Dat de deskundige opmerkt dat de bollingen in verband staan met het concept van de oplegger, betekent niet dat er een gebrek in dit concept is en dat de oorzaak van de bollingen een andere is dan de inslag van water. De waterinslag is het gevolg van de wijze van gebruik door [appellante]. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de vordering moet worden afgewezen.
2. Uit het bovenstaande blijkt dat het hof het door [appellante] aangebrachte bewijs tot nu toe onvoldoende acht om een bewijsvermoeden aan te nemen en [geïntimeerde] toe te laten tot tegenbewijs. Anders dan [appellante] naar voren heeft gebracht, berust op haar de bewijslast dat [geïntimeerde] toerekenbaar is tekortgeschoten en dat haar schade door die wanprestatie is veroorzaakt. Zij wenst immers dat het hof daaraan het rechtsgevolg zal verbinden dat [geïntimeerde] dient te betalen. Het hof ziet geen gronden van redelijkheid en billijkheid om de bewijslast om te keren; daartoe is door [appellante] ook niets aangevoerd. [appellante] biedt in hoger opnieuw bewijs aan van al zijn stellingen, maar geeft daarbij niet aan wat en hoe hij meer zou kunnen bewijzen dan hij in eerste aanleg al heeft gepoogd. Het hof gaat daarom aan dit bewijsaanbod voorbij.
3. De slotsom is dat de vonnissen zullen worden bekrachtigd. Daarbij past een kostenveroordeling van [appellante].
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de tussen partijen gewezen vonnissen van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 september 2007, 27 februari 2008, 11 maart 2009 en 19 augustus 2009;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 313,- aan verschotten en € 4.632,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.V. van den Berg, G. Dulek-Schermers en E.M. Dousma-Valk en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 november 2011 in aanwezigheid van de griffier.