ECLI:NL:GHSGR:2011:BU5775
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- N.J.M. van Etten
- B.A. Meulenbroek
- I.B.N. Keizer
- Rechtspraak.nl
Vernietiging pensioenbeding in echtscheidingsconvenant na dwaling en strijd met redelijkheid en billijkheid
In deze zaak gaat het om de vernietiging van een pensioenbeding in een echtscheidingsconvenant. Partijen, een vrouw en een man, waren op 9 september 1977 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd en zijn op 29 maart 2009 gescheiden gaan wonen. Na gesprekken met een mediator hebben zij op 21 april 2009 een convenant ondertekend waarin tijdelijke afspraken zijn vastgelegd, waaronder een bepaling dat zij geen aanspraak zouden maken op verevening van tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenaanspraken. De vrouw heeft op 1 juli 2009 een verzoek tot echtscheiding ingediend, welke op 28 oktober 2009 is uitgesproken. Op 7 april 2010 heeft de vrouw de kantonrechter verzocht om het convenant te vernietigen, primair op grond van dwaling en subsidiair op andere gronden. De kantonrechter heeft haar vorderingen afgewezen, waarna de vrouw in hoger beroep is gegaan.
In hoger beroep heeft de vrouw haar vorderingen gewijzigd en onderbouwd met verschillende juridische gronden, waaronder dwaling, bedreiging en strijd met de redelijkheid en billijkheid. Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw niet aan het pensioenbeding kan worden gehouden, omdat dit beding haar onterecht benadeelt. Het hof heeft vastgesteld dat er een grote discrepantie is tussen de opgebouwde pensioenrechten van de man en de vrouw, en dat de vrouw financieel afhankelijk was van de man. Het hof heeft geconcludeerd dat het beding in het convenant onaanvaardbaar is en heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd voor zover het de vordering van de vrouw afwees. Het hof heeft de eerste zin van artikel 6 sub d) van het convenant vernietigd en het meer of anders gevorderde afgewezen.