ECLI:NL:GHSGR:2011:BU5066

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.077.319/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens ernstige overlast door huurder

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 november 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een huurovereenkomst. De appellant, aangeduid als [de huurder], is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie Delft, dat op 21 oktober 2010 was gewezen. De rechtbank had geoordeeld dat [de huurder] ernstige overlast veroorzaakte, wat leidde tot de ontbinding van de huurovereenkomst en de verplichting om de woning te ontruimen. De appellant heeft in zijn memorie van grieven twee grieven aangevoerd, die door de geïntimeerde, Stichting Woonbron, zijn bestreden.

Getuigenverklaringen, met name van [getuige sub 1], hebben de beschuldigingen van overlast ondersteund. Deze getuige heeft onder ede verklaard dat zij ernstige overlast ervaart van [de huurder], met specifieke voorbeelden van bedreigingen en overlast. De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 21 oktober 2010 vastgesteld dat de overlast door [de huurder] bewezen was, en dat eerdere incidenten met andere omwonenden ook in de beoordeling moesten worden meegenomen. Het hof heeft geoordeeld dat de grieven van [de huurder] niet opgingen, en dat de kantonrechter terecht de ontbinding van de huurovereenkomst heeft uitgesproken.

Het hof heeft de eerdere waarschuwingen en incidenten in de beoordeling betrokken en geconcludeerd dat de tekortkomingen van [de huurder] niet van geringe aard zijn. De beslissing van het hof was om het vonnis van de rechtbank te bekrachtigen en [de huurder] te veroordelen in de kosten van de procedure in hoger beroep. Dit arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en de betrokken rechters hebben de uitspraak gedaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.077.319/01
Zaaknummer rechtbank : 918856 \ CVEXPL 09-14000
arrest d.d. 15 november 2011
inzake
[appellant sub 1],
wonende te [woonplaats],
[appellante sub 2],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna te noemen: [de huurder] (mannelijk enkelvoud),
advocaat: mr. W.F.A.A.A.M. van de Pol te 's-Gravenhage,
tegen
Stichting Woonbron,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Woonbron,
advocaat: mr. T.A. Vermeulen te Rotterdam.
Het geding
Bij exploot van 8 november 2010 is [de huurder] in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank `s-Gravenhage, sector kanton, locatie Delft (hierna: de kantonrechter) tussen partijen gewezen vonnis van 21 oktober 2010, hersteld op 2 december 2010.
Bij memorie van grieven met producties heeft [de huurder] twee grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord heeft Woonbron de grieven bestreden.
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. De door de kantonrechter onder 1.1 tot en met 1.5 in het tussenvonnis van 1 april 2010 genoemde feiten zijn niet bestreden, zodat ook het hof hiervan uitgaat.
2. Woonbron heeft gevorderd om, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden en [de huurder] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis de woning aan [adres] te [plaats] (hierna: de woning), te ontruimen en ontruimd te houden en, onder afgifte van de sleutels, ter vrije en algehele beschikking van Woonbron te stellen, met machtiging van Woonbron om, indien [de huurder] aan deze vordering niet zal voldoen, het ten deze te wijzen vonnis zelf ten uitvoer te doen leggen, zonodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie, met veroordeling van [de huurder] in de kosten van de procedure.
3. Woonbron heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [de huurder] overlast veroorzaakt. Meer in het bijzonder heeft Woonbron verwezen naar het vonnis van de kantonrechter van 26 november 2009 en de in dat vonnis beschreven incidenten tussen [de huurder] en [X] (hierna: [X]). Voorts heeft Woonbron verwezen naar verschillende incidenten tussen [de huurder] en een buurvrouw, [getuige sub 1] (hierna: [getuige sub 1]).
4. [de huurder] heeft de incidenten betwist. Hij heeft onder meer aangevoerd geen overlast te veroorzaken en zich als normale huurder te gedragen.
5. Bij tussenvonnis van 1 april 2010 heeft de kantonrechter Woonbron toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat [de huurder] herhaald (geluids)overlast bezorgt aan omwonenden, althans aan [getuige sub 1].
6. Op basis van de (vervolgens) overgelegde stukken en de afgelegde getuigenverklaringen is de kantonrechter bij het bestreden vonnis tot het oordeel gekomen dat het bewijs geleverd is van ernstige overlast door [de huurder] De kantonrechter heeft hiertoe overwogen dat op grond van het vonnis van de kantonrechter van 26 november 2009 vast staat dat [de huurder] (jegens [X]) zodanige overlast heeft veroorzaakt dat in beginsel ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming zijn gerechtvaardigd. Dat in dat geval de ontbinding niet is uitgesproken (onder meer omdat [X] was verhuisd en daardoor het gevaar voor een directe confrontatie was afgenomen), neemt niet weg dat [de huurder] zich als serieus gewaarschuwd dient te beschouwen. Op basis van de bewezen verklaarde overlast jegens [getuige sub 1] in combinatie met de overlast die heeft geleid tot het vonnis van 26 november 2009 heeft de kantonrechter vervolgens (kort gezegd) de huurovereenkomst ontbonden en [de huurder] veroordeeld tot ontruiming binnen veertien dagen, met veroordeling van [de huurder] in de proceskosten.
7. Met zijn eerste grief voert [de huurder] aan dat de kantonrechter ten onrechte het eerder door de kantonrechter uitgesproken vonnis van 26 november 2009 in de beoordeling heeft betrokken. Hij voert daarbij aan dat destijds sprake was van een actie van [appellant sub 1] jegens [X], omdat die zich had vergrepen aan de dochter van [de huurder] en dat deze actie een op zichzelf staand incident betrof.
8. Deze grief wordt verworpen. In dit geding staat de vraag centraal of de gedragingen van [de huurder] de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen. Daarbij geldt dat elk niet nakomen van een verplichting jegens de verhuurder door een huurder de verhuurder de bevoegdheid geeft om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Voor de beoordeling van die aard of betekenis zijn alle omstandigheden van het geval - waaronder eerdere incidenten met andere omwonenden en eerdere waarschuwingen - van belang. Derhalve dient ook het vonnis van 26 november 2009 en het feit dat [de huurder] door dat vonnis gewaarschuwd was, in de beoordeling te worden betrokken.
9. Met zijn tweede grief voert [de huurder] aan dat de kantonrechter ten onrechte de getuigenverklaringen aan de zijde van Woonbron zwaarder heeft laten wegen dan de afgelegde getuigenverklaringen in contra-enquête.
10. Ook deze grief wordt verworpen. Daartoe overweegt het hof het volgende.
10.1 Getuige [getuige sub 1] heeft onder ede verklaard ernstige overlast te ervaren van [de huurder] Daarbij heeft zij concrete voorvallen en situaties van overlast benoemd en melding gemaakt van een bedreigende e-mail van een zekere [getuige sub 2], een vriend/kennis van [de huurder], die regelmatig bij hem op bezoek komt. Tevens heeft zij onder ede de door Woonbron overgelegde e-mails bevestigd. In deze e-mails heeft [getuige sub 1] gedetailleerd verslag gedaan aan Woonbron van verschillende incidenten van bedreiging, vernieling en (geluids)overlast van [de huurder].
De verklaring van getuige [getuige sub 1] vindt op een groot aantal punten bevestiging in de overgelegde stukken en de afgelegde verklaringen. Zo is door getuige [getuige sub 3] bevestigd dat [getuige sub 1] bij de politie meldingen en aangiftes van overlast heeft gedaan. Voorts hebben de getuigen [getuige sub 4] en [getuige sub 5] onder meer verklaard regelmatig muziek te horen uit de woning van [de huurder]. Weliswaar hebben zij verklaard dat zelf niet als overlast te ervaren, maar dat doet aan de hoorbaarheid van muziek afkomstig uit de woning van [de huurder] niet af. Ten slotte is de genoemde bedreigende e-mail in het geding gebracht en heeft getuige [getuige sub 2] verklaard die e-mail vanaf de computer van [de huurder] te hebben verzonden.
10.2 Gelet op de concreetheid en gedetailleerdheid van de verklaring van [getuige sub 1] en de bevestiging die op tal van punten aanwezig is, is Woonbron geslaagd is het leveren van het bewijs van de ernstige overlast.
10.3 Hetgeen [appellant sub 1] en [appellante sub 2] in contra-enquête hebben verklaard is onvoldoende om daaraan af te doen. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] hebben weliswaar verklaard dat van overlast geen sprake is, maar de verklaringen zijn niet met elkaar en de overige stukken en verklaringen in overeenstemming, zodat aan die verklaringen reeds om die reden geen doorslaggevende betekenis toekomt. Zo heeft [appellante sub 2] verklaard dat zij geen muziek maken, terwijl [appellant sub 1] heeft verklaard dat hij bezoek krijgt van mensen die er van houden om met hem (met de akoestische gitaar) muziek te maken. Voorts hebben [appellant sub 1] en [appellante sub 2] verklaard dat [appellant sub 1] niet onder invloed van alcohol verkeert (omdat hij vanwege medicijngebruik niet veel mag drinken). Daarentegen heeft getuige [getuige sub 3] verklaard dat zijn collega’s hebben geconstateerd dat [appellant sub 1] op 6 juli (naar het hof begrijpt: 2010) onder invloed bleek en niet in staat was veel zinnigs te zeggen en in een rapport van de politie (op of omstreeks 27 januari 2010 toegezonden aan Woonbron) is opgenomen dat op 31 oktober 2009 politiemensen [appellant sub 1] buiten op straat dronken aantroffen. Ten aanzien van de bedreigende e-mail heeft [appellant sub 1] verklaard dat deze niet verzonden kan zijn door [getuige sub 2], omdat hij maar beperkt kan lezen en schrijven. Echter, een afdoende verklaring van de verzending vanaf de computer van [de huurder] ontbreekt, terwijl [getuige sub 2] zelf heeft verklaard de e-mail te hebben geschreven en te hebben verzonden vanaf de computer van [de huurder]. Onder deze omstandigheden is de verzending van de bedreigende e-mail vanaf de computer van [de huurder] van belang voor de vaststelling dat er sprake is van ernstige overlast door [de huurder]
11. Nu [de huurder] ernstige overlast heeft veroorzaakt, is [de huurder] een verplichting jegens de verhuurder niet nagekomen. Deze tekortkoming is niet zo gering van aard of betekenis dat ontbinding niet gerechtvaardigd is. Dat [getuige sub 1], zoals [de huurder] stellen, op haar beurt ook overlast zou hebben veroorzaakt, is niet van doorslaggevend belang, te meer daar [de huurder] blijkens het vonnis van 26 november 2009 reeds eerder bij een incident ten aanzien van een andere omwonende betrokken is geweest en [de huurder] door middel van dat vonnis reeds was gewaarschuwd en dat hij desondanks sindsdien overlast is blijven veroorzaken.
12. De slotsom is dat de grieven falen en het vonnis zal worden bekrachtigd. [de huurder] zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie Delft van 21 oktober 2010, hersteld op 2 december 2010;
- veroordeelt [de huurder] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Woonbron tot op heden begroot op € 640,- aan verschotten en € 894,- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Dupain, M.J. van der Ven en H.J.H. van Meegen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 november 2011 in aanwezigheid van de griffier.