ECLI:NL:GHSGR:2011:BT5877

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.067.029/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor schade door gebrekkige levering van bloembollen

In deze zaak heeft de Maatschap Lievaart-Boers (hierna: Lievaart) hoger beroep ingesteld tegen een eindvonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin [geïntimeerde] werd veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding. De zaak betreft een geschil over de levering van fresiaknollen, waarbij Lievaart stelt dat de geleverde knollen van slechte kwaliteit waren, wat heeft geleid tot een lagere oogst dan verwacht. Lievaart vorderde een schadevergoeding van in totaal € 24.075,60, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De rechtbank had eerder geoordeeld dat [geïntimeerde] verplicht was om het verschil te compenseren tussen het daadwerkelijk aantal geoogste takken en een overeengekomen standaardaantal van 170 takken per m2.

Het hof heeft de grieven van Lievaart tegen het eindvonnis van 17 februari 2010 beoordeeld. Het hof concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat Lievaart onvoldoende concrete feiten heeft gesteld om aan te tonen dat de afwijkende periode van week 30 tot en met 44 van 2005 leidend moet zijn voor de berekening van de fictieve veilingopbrengst. Het hof heeft ook vastgesteld dat Lievaart niet heeft onderbouwd dat de discrepanties in de veilingopbrengsten niet in het rapport van Agro zijn meegenomen. De grieven van Lievaart zijn verworpen, en het hof heeft het bestreden eindvonnis bekrachtigd.

De beslissing van het hof houdt in dat Lievaart in de proceskosten in hoger beroep wordt veroordeeld, met een totale kostenvergoeding van € 1.883,- aan griffierecht en salaris advocaat. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 augustus 2011.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.067.029/01
Rol-/zaaknummer rechtbank : 307314 / HA ZA 08-954
arrest d.d. 2 augustus 2011
inzake
Maatschap Lievaart-Boers,
gevestigd te Maasdijk (gemeente Westland),
appellante,
hierna te noemen: Lievaart,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens te ’s-Gravenhage,
tegen
[geïntimeerde] B.V.,
gevestigd te ’s-Gravenzande (gemeente Westland),
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. A.A.S. Mosele te Naaldwijk.
Het geding
Bij exploot van 17 mei 2011 is Lievaart in hoger beroep gekomen van het tussenvonnis van 20 augustus 2008, het tussenvonnis van 16 september 2009 en het eindvonnis van 17 februari 2010, welke vonnissen de rechtbank ’s-Gravenhage tussen partijen heeft gewezen. Bij memorie van grieven heeft Lievaart drie grieven aangevoerd. [geïntimeerde] heeft deze grieven bij memorie van antwoord bestreden. Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
1.1. In februari 2005 heeft Lievaart bij [geïntimeerde] (onder meer) een hoeveelheid fresiaknollen van de soort Dukaat en van de soort Bergamo besteld.
1.2. Lievaart heeft de geleverde knollen geplant. Bij de opkomst van de knollen bleek sprake te zijn van een gebrekkige groei en ontwikkeling.
1.3. De ter zake van de geleverde partij bloemknollen verstuurde en betaalde factuur ad € 13.557,60 is door [geïntimeerde] nadien gecrediteerd.
2.1. Bij inleidende dagvaarding heeft Lievaart gevorderd dat de rechtbank, kort samengevat en zakelijk weergegeven, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [geïntimeerde] veroordeelt tot betaling aan Lievaart van (i) een bedrag van € 24.075,60, te vermeerderen met wettelijke rente, (ii) een bedrag van € 1.250,- ter zake van buitengerechtelijke kosten en (iii) een bedrag van € 765,- ter zake van kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, (iv), kosten rechtens. Lievaart heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de geleverde knollen niet aan de overeenkomst beantwoordden omdat ze van slechte kwaliteit waren en minder takken te oogsten waren dan mocht worden verwacht. Het onder (i) gevorderde bedrag is de daardoor geleden schade (o.a. gemiste winst en extra oogst) ad € 37.633,20 minus het reeds crediteerde factuurbedrag van € 13.557,60.
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
2.2. Bij tussenvonnis van 16 september 2009 heeft de rechtbank geoordeeld dat vaststaat dat partijen zijn overeengekomen dat [geïntimeerde] verplicht is om het verschil te compenseren tussen enerzijds het daadwerkelijk aantal geoogste takken per m2 en anderzijds een standaardaantal van 170 takken per m2, zulks met aftrek van de niet gemaakte arbeidskosten in verband met niet verrichte oogstwerkzaamheden en met bijtelling van de extra gemaakte arbeidskosten in verband met minder efficiënt oogsten van de oogstbare takken. Voorts heeft de rechtbank vastgesteld dat overeengekomen is dat de financiële compensatie op basis van huidige marktprijzen zal worden berekend. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen om Lievaart in de gelegenheid te stellen om bij akte de veilingstukken in het geding te brengen met betrekking tot de daadwerkelijke prijs van de geoogste takken en om op een aantal in het vonnis genoemde punten nadere informatie te verschaffen. Lievaart heeft vervolgens (onder meer) de veilingbescheiden overgelegd alsmede een rapport van Agro Expertiseburo (hierna: Agro) van 14 oktober 2009. Volgens Lievaart blijkt daaruit dat sprake is van een door haar geleden schade van € 23.550,03. [geïntimeerde] heeft dit bij antwoordakte betwist. De rechtbank heeft vervolgens bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard eindvonnis van 17 februari 2010 [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling aan Lievaart van een bedrag van € 4.734,63 (te weten een schadevergoeding ad € 3.969,63 plus de kosten van de door Lievaart ingeschakelde deskundige ad € 765,-), te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 3.969,63 vanaf 11 maart 2008 tot aan de dag der algehele voldoening. [geïntimeerde] is tevens in de proceskosten veroordeeld.
3. Hoewel de appeldagvaarding vermeldt dat het hoger beroep mede is gericht tegen het tussenvonnis van 20 augustus 2008 (waarbij een comparitie is gelast) en het hierboven genoemde tussenvonnis van 16 september 2009, zijn tegen deze tussenvonnissen geen grieven geuit. Het hof gaat er daarom van uit dat het hoger beroep zich uitsluitend uitstrekt tot het eindvonnis van 17 februari 2010.
4. De rechtbank heeft bij eindvonnis van 17 februari 2010 overwogen dat Lievaart bij de berekening van de fictieve veilingopbrengst uitgaat van een gemiddelde marktprijs over de weken 30 tot en met 40 van 2005, terwijl uit de door haar overgelegde veilingdocumenten en bijlage 1 van het rapport van Agro blijkt dat, gelijk Hofman betoogt, Lievaart de fresiabloemen van het soort Dukaat in de periode van week 35 tot en met week 44 van 2005 en de fresiabloemen van het soort Bergamo in de periode van week 35 tot en met week 39 van 2005 ter veiling heeft aangeboden. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat Lievaart tegen deze achtergrond onvoldoende concrete feiten heeft gesteld die tot de conclusie leiden dat de afwijkende periode van week 30 tot en met week 44 van 2005 leidend moet zijn. De rechtbank is daarom uitgegaan van de door [geïntimeerde] gemiddelde marktprijs over de periode van week 35-week 44 van € 0,95 voor de soort Dukaat en € 1,09 voor de soort Bergamo. Tegen deze overwegingen en dit oordeel richt zich grief 1. Volgens Lievaart gaat zij terecht uit van de weken 30 tot en met 44 van 2005. Zij heeft daartoe uitsluitend gesteld dat zij “door de problematiek waar het in deze zaak over gaat”, “later” was met de oogst, maar enige nadere toelichting op deze – door [geïntimeerde] (onder verwijzing naar de teeltcyclus van fresia’s) gemotiveerd betwiste – stelling ontbreekt. Lievaart heeft aldus onvoldoende onderbouwd dat, in weerwil van de uit de veilingdocumenten blijkende en door de rechtbank genoemde gegevens, uitgegaan moet worden van een over de periode van week 30 tot en met week 44 van 2005 berekende middenprijs. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. De grief faalt.
5. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat [geïntimeerde] terecht aanvoert dat uit de veilingoverzichten blijkt dat Lievaart op een aantal (in het vonnis specifiek genoemde) data een (in het vonnis specifiek vermelde) hoeveelheid fresia’s méér heeft verkocht dan uit het overzicht in het Agro-rapport volgt. Omdat Lievaart over de reden van het ontbreken van deze veilingopbrengsten in het rapport van Agro niets had gesteld, hoewel dat volgens de rechtbank wel op haar weg had gelegen, heeft de rechtbank geoordeeld dat ervan moet worden uitgegaan dat die opbrengsten abusievelijk niet in de totale opbrengst zijn meegenomen. Tegen deze overwegingen en dit oordeel richt zich grief 2. Lievaart betoogt dat het Agro-rapport wel degelijk compleet is en dat Lievaart niet meer heeft verkocht dan uit het overzicht blijkt, maar zij geeft geen verklaring voor de geconstateerde discrepanties. Het hof passeert daarom deze – door [geïntimeerde] betwiste – stelling. Aan bewijslevering wordt wederom niet toegekomen en ook deze grief faalt derhalve.
6. Grief 3 mist zelfstandige betekenis.
7. De conclusie luidt dat het bestreden eindvonnis moet worden bekrachtigd. Bij deze uitkomst past een proceskostenveroordeling ten laste van Lievaart.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het bestreden vonnis van 17 februari 2010;
- veroordeelt Lievaart in de proceskosten in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 725,- aan griffierecht en € 1.158,- aan salaris advocaat;
- verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Dupain, M.J. van der Ven en E.M. Dousma-Valk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 augustus 2011 in aanwezigheid van de griffier.