Rolnummer: 22-000597-09
Parketnummer: 10-642705-07
Datum uitspraak: 9 september 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 28 januari 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964, [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
26 augustus 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is aan de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde geen straf of maatregel opgelegd.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 september 2006 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, de Lijnbaan, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het meerdere malen, althans éénmaal met kracht
- op/tegen het (linker)oor en/of het (linker)oog, althans het hoofd slaan en/of stompen en/of (vervolgens)
- in een wurggreep nemen van het hoofd en/of (vervolgens) - (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) op/tegen het hoofd, althans het lichaam, slaan en/of schoppen en/of (vervolgens)
- tegen de grond drukken;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 september 2006 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meerdere malen, althans éénmaal met kracht
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) op/tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft geslagen en/of geschopt en/of (vervolgens)
- tegen de grond heeft gedrukt, waardoor dit letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, subsidiair dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 september 2006 te Rotterdam, aan de openbare weg, de Lijnbaan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het
- tegen het linkeroor en het linkeroog, slaan vervolgens
- in een wurggreep nemen van het hoofd en vervolgens
- tegen de grond drukken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Namens de verdediging is aangevoerd dat er geen sprake is van “geweld” in de zin van artikel 141 Wetboek van Strafrecht, aangezien er sprake was van “gepast geweld”, dat de verdachte als portier heeft aangewend in verband met de aanhouding van een persoon bij ontdekking op heterdaad van een misdrijf. Het hof verwerpt dit verweer aangezien er door de verdachte fysiek geweld is aangewend van een zekere intensiteit. Dat dit gebeurde in het kader van de aanhoudingsbevoegdheid op grond van artikel 53 Wetboek van Strafvordering is geen grond tot vrijspraak. Zoals hierna aan de orde komt is dit wel relevant voor de strafbaarheid van het feit.
Kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van het feit
Het hof stelt op grond van de processtukken en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep het navolgende vast.
Op 21 september 2006 is aangever [slachtoffer] samen met een aantal andere personen naar een feestcafé [naam] in Rotterdam gegaan. Door de verdachte en [medeverdachte], die op dat moment daar beiden werkzaam waren als portier, werd dit groepje de toegang tot het feestcafé geweigerd. Nadat dit groepje enige tijd buiten op het terras van het feestcafé had verbleven, hoorden de portiers glasgerinkel uit de richting van het terras en zagen zij het groepje wegrennen en [slachtoffer] wegfietsen. Tevens namen zij waar dat een ruit van de terrasafscheiding was ingegooid met een kaarspotje.
Vervolgens is medeverdachte achter het groepje aangerend en zag hij na enige minuten [slachtoffer] staan. Medeverdachte is toen naar [slachtoffer] toegelopen en heeft hem gevraagd mee te komen om de schade te regelen. Voorts heeft medeverdachte tegen [slachtoffer] gezegd dat hij de politie erbij zou halen.
Toen [slachtoffer] aan dit verzoek geen verhoor gaf, heeft medeverdachte hem vastgepakt, waarop [slachtoffer], die een stevig postuur had, zich vervolgens begon te verzetten. Daarbij maakte hij slaande bewegingen met zijn armen. Nadat zowel [slachtoffer] als medeverdachte tijdens de worsteling die hierop ontstond tegen een hek waren gevallen en vervolgens beiden op de grond waren gevallen, is de verdachte ter plaatse gekomen. De verdachte heeft toen samen met medeverdachte, die op dat moment [slachtoffer] in een wurggreep had, [slachtoffer] tegen de grond aangedrukt in afwachting van de komst van de politie.
Het hof stelt voorop dat bij de verdachte en de medeverdachte op grond van de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden het redelijke vermoeden bestond dat [slachtoffer] zich had schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, te weten vernieling van een ruit van de terrasafscheiding. Verdachte en zijn medeverdachte waren, nu zij dit feit op heterdaad hadden ontdekt, op grond van artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering bevoegd de aangever [slachtoffer] aan te houden. Aannemelijk is geworden dat de geweldshandelingen die zij daarbij hebben verricht noodzakelijk en geboden waren vanwege het verzet dat door de aangever werd gepleegd, nadat deze had geweigerd te voldoen aan hun verzoek om mee te komen. Het hof acht aannemelijk geworden dat voor de bewezen verklaarde geweldshandelingen vanaf het moment van het verzet van de aangever geen alternatieven waren en dat deze handelingen in een redelijke verhouding stonden tot het doel om de aangever aan te houden en over te dragen aan de politie. Dat betekent dat het bewezen verklaarde onder de omstandigheden waaronder het is begaan gerechtvaardigd was ter uitvoering van de wettelijke bevoegdheid om de aangever [slachtoffer] aan te houden. Om deze reden dient de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor vermeld.
Verklaart dat het primair bewezen verklaarde niet strafbaar is en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. Reinking,
mr. A.L.J. van Strien en mr. M. Kessler, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 september 2011.
Mr. M. Kessler is buiten staat dit arrest te ondertekenen.