ECLI:NL:GHSGR:2011:BR6994
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huur bedrijfsruimte; voortijdige opzegging huurder en schadebeperkingsplicht verhuurder
In deze zaak gaat het om een geschil tussen appellanten, voormalig beherend vennoten van een commanditaire vennootschap, en geïntimeerde, de verhuurder van een winkelruimte. De commanditaire vennootschap had sinds 2001 een huurovereenkomst voor de winkelruimte, die na vijf jaar was verlengd tot 30 november 2011. De huurovereenkomst werd door het Timmerbedrijf opgezegd per 1 augustus 2008, maar de verhuurder aanvaardde deze opzegging niet en hield het Timmerbedrijf aan haar huurverplichtingen tot het einde van de huurovereenkomst. In een kort geding werd het Timmerbedrijf veroordeeld om het gehuurde in gebruik te houden en open te stellen voor het publiek, op straffe van een dwangsom van maximaal € 50.000.
In het bestreden vonnis werden appellanten hoofdelijk veroordeeld tot schadevergoeding, bestaande uit de huurpenningen vanaf 16 maart 2010 tot het moment dat de verhuurder met een derde een huurovereenkomst zou sluiten. Tevens werd verklaard dat de maximale dwangsom was verbeurd. Appellanten voerden aan dat het onredelijk was dat zij de resterende huursommen moesten blijven betalen, omdat de verhuurder had geweigerd medewerking te verlenen aan een onderhuursituatie. Het hof verwierp deze stelling, omdat de huurovereenkomst een onderhuurverbod bevatte en de verhuurder geen redelijke grond had om een onderhuurder te weigeren zonder relevante financiële gegevens.
Het hof oordeelde dat de grieven van appellanten faalden en bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter. De kosten van het geding in hoger beroep werden aan appellanten opgelegd. Het arrest werd uitgesproken op 13 september 2011.