ECLI:NL:GHSGR:2011:BR6431
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huurgeschil en opschorting van huurbetalingen na executoriale verkoop
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, gaat het om een huurgeschil tussen [appellante] en [geïntimeerde]. [appellante] verhuurde van 1 november 2003 tot 3 november 2004 een pand aan [geïntimeerde] voor een maandelijkse huurprijs van € 3.000. Op 18 mei 2004 werd het pand echter executoriaal verkocht vanwege achterstallige hypotheekbetalingen door [appellante]. De bank, als hypotheekhouder, had het huurbeding ingeroepen, waardoor [geïntimeerde] geen huurbescherming genoot. Het pand werd op 29 juni 2004 aan de koper overgedragen.
[appellante] vorderde in eerste aanleg betaling van huur over de periode van februari 2004 tot en met november 2004, maar wijzigde haar eis later naar zes maanden huur van januari tot juni 2004. [geïntimeerde] voerde aan dat zij al contant had betaald en dat het pand in slechte staat verkeerde. Tevens stelde zij dat er bedrog was bij het aangaan van de huurovereenkomst en dat [appellante] niet in staat was om het ongestoord huurgenot te verschaffen.
Het hof oordeelde dat [geïntimeerde] vanaf de ontruiming in januari 2004 niet over het pand beschikte, waardoor [appellante] haar verplichtingen niet nakwam. Dit leidde tot het oordeel dat [geïntimeerde] recht had op opschorting van de huurbetalingen. Het hof bekrachtigde de eerdere vonnissen van de kantonrechter, die de vordering van [appellante] had afgewezen, en veroordeelde [appellante] in de proceskosten van het geding in hoger beroep.