ECLI:NL:GHSGR:2011:BR2530
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beroepsaansprakelijkheid van advocaat in ontnemingszaak
In deze zaak gaat het om de beroepsaansprakelijkheid van een advocaat, mr. S.A.G. Hoogeveen, die [appellant] en zijn broer bijstond in strafzaken die in 1996 tegen hen waren aangespannen wegens deelname aan een criminele organisatie. Beide broers werden op 25 januari 1998 veroordeeld en moesten een aanzienlijk bedrag aan de Staat betalen. Het cassatieberoep tegen deze veroordeling werd door de Hoge Raad verworpen op 26 november 2002.
[Appellant] is in hoger beroep gekomen van twee vonnissen van de rechtbank 's-Gravenhage, gewezen op 8 april en 25 november 2009. Hij heeft drie grieven aangevoerd tegen de afwijzing van zijn vordering in vrijwaring tegen zijn advocaat, die hij beschuldigt van ondeugdelijk advies. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen schade was, omdat [appellant] geen recht had op het in beslag genomen geldbedrag dat aan zijn broer toebehoorde.
Het hof bevestigt de bevindingen van de rechtbank en oordeelt dat er geen sprake is van schade aan de zijde van [appellant]. De eigendom van het geld is vastgesteld bij [de broer], en [appellant] heeft geen recht op schadevergoeding. Het hof bekrachtigt de eerdere vonnissen en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 1.100,- aan verschotten en € 3.263,- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen op 14 juni 2011 door mrs. A. Dupain, G. Dulek-Schermers en H.J.H. van Meegen, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.