ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ6754
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding na arbeidsongeval en beoordeling van restverdiencapaciteit
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, ging het om een hoger beroep inzake een arbeidsongeval waarbij de appellant, [appellant], schadevergoeding eiste van de geïntimeerde, [Maro]. Het hof had eerder een comparitie van partijen gelast om de omvang van de schade en de mogelijkheid van een minnelijke regeling te bespreken. Tijdens deze comparitie, die op 28 februari 2011 plaatsvond, werd vastgesteld dat er geen schikking tot stand was gekomen. De appellant had stukken overgelegd ter ondersteuning van zijn claim, maar het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de appellant niet in staat was om zittend werk te verrichten.
Het hof oordeelde dat er sprake was van een verlies aan verdienvermogen als gevolg van het ongeval, maar dat de appellant niet voldoende inspanningen had verricht om werk te vinden. De deskundigenrapporten gaven aan dat er een restverdiencapaciteit was, wat betekende dat de appellant in staat was om inkomen te verwerven met kniebesparende arbeid. Het hof stelde vast dat de appellant na het ongeval slechts beperkte tijd had om passende arbeid te vinden en dat de schadevergoeding voor dit verlies aan verdienvermogen op € 12.500,- werd vastgesteld.
Uiteindelijk vernietigde het hof het eerdere vonnis en veroordeelde [Maro] tot betaling van de schadevergoeding aan [appellant], te vermeerderen met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij het hof rekening hield met de kosten van de deskundige in eerste aanleg. Dit arrest werd uitgesproken op 12 april 2011.