ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ3395

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.074.580-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst tussen huurders en woningcorporatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van twee appellanten, die in Rotterdam wonen, tegen een vonnis van de kantonrechter. De kantonrechter had hen veroordeeld tot betaling van een huurachterstand aan de Stichting Woonstad Rotterdam, de verhuurder. De appellanten, die in financiële problemen verkeren en bezig zijn met schuldhulpverlening, hebben grieven ingediend tegen de ontbinding van de huurovereenkomst en de daaropvolgende ontruiming van hun woning. De kantonrechter had geoordeeld dat de huurachterstand, die in maart 2010 bijna € 7.000,-- bedroeg, een ernstige tekortkoming vormde die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De appellanten voerden aan dat de toezegging van Woonstad om de ontruiming op te schorten, afhankelijk van het voldoen aan bepaalde voorwaarden, niet voldoende zekerheid bood om hen gerust te stellen over hun woonsituatie.

Het hof heeft de grieven van de appellanten verworpen. Het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat de hoogte van de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De appellanten werden ook veroordeeld in de proceskosten. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en legde de kosten van het geding in hoger beroep ten laste van de appellanten. Dit arrest is uitgesproken op 3 mei 2011.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.074.580/01
Zaak-/rolnummer rechtbank : 1100993\ CV EXPL 10-18352
Arrest d.d. 3 mei 2011
inzake
1. [appellant sub 1], en
2. [appellant sub 2],
beiden wonende te Rotterdam,
appellanten,
hierna te noemen: [appellanten],
advocaat: mr. G.A.S. Maduro te Rotterdam,
tegen
STICHTING WOONSTAD ROTTERDAM,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Woonstad,
advocaat: mr. D.L.A. van Voskuilen te Rotterdam.
Het geding
Bij exploot van dagvaarding van 17 september 2010, met daarin opgenomen twee grieven, zijn [appellanten] in hoger beroep gekomen van het door de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, tussen partijen gewezen eindvonnis van 13 augustus 2010. Woonstad heeft de grieven bij memorie van antwoord (met bijgevoegd het dossier van de eerste aanleg) bestreden. Hierna hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. De feiten, die zijn weergegeven in het in deze zaak gewezen tussenvonnis van 21 mei 2010 in rechts¬overweging 2 (2.1 tot en met 2.3), staan niet ter discussie, zodat ook het hof hier van uit zal gaan.
2. Het gaat in deze procedure om het volgende, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep van belang:
(2.1) [appellanten] huren van Woonstad een woning aan [adres] te Rotterdam (hierna: de woning), laatstelijk tegen een vooraf te betalen huurprijs (ten tijde van de dagvaarding) van € 482,24 per maand.
(2.2) [appellanten] hebben een huurachterstand, die, berekend tot en met maart 2010, een bedrag van € 6.853,54 bedroeg.
(2.3) In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter, uitvoerbaar bij voorraad:
(a) [appellanten] veroordeeld genoemde huurachterstand, met rente, te betalen aan Woonstad;
(b) de huurovereenkomst wegens wanprestatie ontbonden en de ontruiming van de woning gelast;
(c) [appellanten] veroordeeld om een gebruiksvergoeding, ter grootte van de overeengekomen huurprijs, te betalen zolang [appellanten] de woning blijven bewonen;
d) [appellanten] veroordeeld in de proceskosten.
(2.4) Woonstad heeft aan de kantonrechter kenbaar gemaakt dat zij bereid is om de executie en de ontruiming van de woning op te schorten, mits de lopende huurpenningen tijdig en geheel worden voldaan en er op korte termijn een voorstel wordt gedaan door de schuldhulpverlening, waarbij [appellanten] zich aan de afspraken met de Gemeentelijke Kredietbank zullen houden.
De kantonrechter heeft in dit verband in het bestreden eindvonnis overwogen dat het op de weg van [appellanten] ligt om aan genoemde voorwaarden te voldoen, opdat executie en ontruiming daadwerkelijk zullen worden opgeschort. De kantonrechter blijft er daarom bij dat de hoogte van de betalingsachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
3. [appellanten] klagen met twee grieven over de hiervoor in rechtsoverweging 2.3 onder (b) en (d) weergegeven beslissingen van de kantonrechter. Ter toelichting op de eerste grief voeren zij aan dat zij bezig zijn met de schuldhulpverlening om hun schuldenproblematiek onder controle te krijgen, maar dat voormelde toezegging van Woonstad (zie rechtsoverweging 2.4) geen afdoende garantie vormt om niet te hoeven vrezen voor een eventuele ontruiming in verband met een mogelijk interpretatieverschil ten aanzien van het nakomen van de voorwaarden.
Woonstad heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4. De eerste grief faalt. De kantonrechter heeft op goede gronden geoordeeld dat er sprake is van een dusdanige tekortkoming, dat de gevorderde ontbinding en ontruiming toewijsbaar zijn. Voor zover [appellanten] met hun grief bedoelen te betogen dat de situatie van artikel 6:265, eerste lid, slot BW van toepassing is, wordt deze grief, aldus verstaan, eveneens verworpen. De betalingsachterstand is dusdanig hoog (bijna
€ 7.000,-- in maart 2010) dat niet geoordeeld kan worden dat deze van geringe betekenis is waardoor ontbinding niet gerechtvaardigd zou zijn. De ontbinding en ontruiming zijn dan ook terecht uitgesproken.
5. Hier komt bovendien nog bij dat Woonstad heeft toegezegd niet te zullen ontruimen als [appellanten] aan de in rechtsoverweging 2.4 weergegeven voorwaarden voldoen, een toezegging die Woonstad kennelijk nog steeds gestand doet en waar de kantonrechter rekening mee heeft gehouden. Een onvoorwaardelijke garantie van Woonstad dat niet ontruimd zal worden, kan in de gegeven omstandigheden niet van Woonstad gevergd worden. [appellanten] zullen er zelf voor moeten zorgen, zoals ook de kantonrechter al heeft aangegeven, dat aan de voorwaarden waaronder Woonstad bereid is de executie op te schorten wordt voldaan.
6. De tweede grief betreft de proceskostenveroordeling. Ook deze grief faalt. [appellanten] zijn als de in het ongelijk gestelde partij op grond van artikel 237, eerste lid, Rv met juistheid in de proceskosten veroordeeld.
7. Het bestreden vonnis zal daarom worden bekrachtigd. Hierbij past een proceskostenveroordeling ten laste van [appellanten]
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam, van 13 augustus 2010;
- veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Woonstad tot op heden begroot op € 263,-- aan verschotten en € 894,-- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, M.J. van der Ven en E.M. Dousma-Valk, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 mei 2011 in aanwezigheid van de griffier.