Uitspraak
. [appellant 1],
[Bedrijf A] BEHEER B.V.,
[appellant 3],
[Bedrijf B] BEHEER B.V.,
[Bedrijf C] PROJECTEN B.V.,
[appellant 6],
[Bedrijf D] HOLDING B.V.,
DELFTZICHT BEHEER B.V.,
[Bedrijf E] BEHEER B.V.,
[Bedrijf F] TUINPROJECTEN B.V.,
Gerechtshof 's-Gravenhage
In deze zaak gaat het om een vordering tot betaling van een ontbindingsvergoeding door [geïntimeerde] aan [appellanten], die als (indirect) bestuurders van de failliete onderneming SDG worden aangesproken. De vordering bedraagt € 183.255,42, bestaande uit een onbetaald gelaten deel van de ontbindingsvergoeding van € 173.000 en een bedrag van € 10.255,42 voor achterstallig loon en onkosten. Daarnaast vordert [geïntimeerde] buitengerechtelijke kosten van € 8.712,45. De rechtbank heeft de vorderingen van [geïntimeerde] grotendeels toegewezen, maar [appellanten] zijn in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing.
De appellanten hebben in hoger beroep grieven geformuleerd en betogen dat er sprake was van betalingsonmacht bij SDG, die door hen niet opzettelijk is bewerkstelligd. Het hof heeft de argumenten van de appellanten overwogen en geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen sprake was van betalingsonmacht. Het hof heeft vastgesteld dat de financiële situatie van SDG op het moment van de ontbinding ernstig was, met aanzienlijke verliezen en een gebrek aan liquiditeit. Dit leidde tot de conclusie dat SDG niet in staat was om de ontbindingsvergoeding te betalen.
Daarnaast heeft het hof de stellingen van [geïntimeerde] over onrechtmatige selectieve betaling en het omleiden van projecten naar andere vennootschappen verworpen. Het hof oordeelde dat [geïntimeerde] onvoldoende feiten heeft aangedragen om te onderbouwen dat de appellanten onrechtmatig hebben gehandeld. De vorderingen van [geïntimeerde] zijn dan ook afgewezen, en de eerdere vonnissen van de rechtbank zijn vernietigd. Het hof heeft [geïntimeerde] veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen hij op grond van het bestreden eindvonnis heeft ontvangen, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten van beide instanties.