ECLI:NL:GHSGR:2010:BN2639

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-003938-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van schuldheling na verwerving van gestolen goederen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 25 juni 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht. De verdachte, geboren in 1975 in Marokko, was beschuldigd van het verwerven en voorhanden hebben van een (geprepareerde) tas met daarin kleding, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het om door misdrijf verkregen goederen ging. De feiten vonden plaats op 12 juli 2009 in Dordrecht. Het hof oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het primair tenlastegelegde had begaan. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, met aftrek van voorarrest.

De procesgang begon met een veroordeling in eerste aanleg, waar de verdachte ook al tot drie weken gevangenisstraf was veroordeeld. Tegen dit vonnis werd hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 juni 2010 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte. De verdediging voerde aan dat er geen redelijk vermoeden van schuld was ten tijde van de aanhouding van de verdachte, wat zou leiden tot een onherstelbaar vormverzuim. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de omstandigheden, waaronder het onderzoek naar de verdachte plaatsvond, voldoende waren om een redelijk vermoeden van schuld aan te nemen.

Het hof concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan schuldheling, een misdrijf dat bijdraagt aan de afzetmarkt voor gestolen goederen. De verdachte had eerder al strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen werd in de strafmotivering. Uiteindelijk werd de gevangenisstraf van drie weken opgelegd, met inachtneming van de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte vrijsprak van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003938-09
Parketnummer: 11-500291-09
Datum uitspraak: 25 juni 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht van 22 juli 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats] (Marokko),
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 11 juni 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 juli 2009 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, een (geprepareerde) tas met daarin een hoeveelheid kleding heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die tas met kleding wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 juli 2009 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, opzettelijk een (geprepareerde) tas met daarin een hoeveelheid kleding, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Tommy Hilfigger, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als vinder van die tas met kleding, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 juli 2009 te Dordrecht een (geprepareerde) tas met daarin een hoeveelheid kleding heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die tas met kleding redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verweer
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde, nu er geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld ten tijde van de aanhouding van de verdachte. Derhalve is sprake van een onherstelbaar vormverzuim ex artikel 359a Wetboek van Strafvordering.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het proces-verbaal van verdenking van de politie Zuid-Holland-Zuid (dossierpagina V1.2) blijkt dat de verbalisanten, naar aanleiding van de overlastklachten van buurtbewoners en maatschappelijke instanties, waarnemingen van politieambtenaren en een toenemend aantal drugsgerelateerde geweldsincidenten, een onderzoek hebben ingesteld naar de handel in verdovende middelen in de [straatnaam] in Dordrecht en in de nabije omgeving daarvan.
Gedurende dit onderzoek werden telefoons afgeluisterd tussen een persoon genaamd [persoon], die zich kennelijk schuldig maakte aan de handel in harddrugs, en een man die gebruik maakte van het nummer [telefoonnummer]. Uit onderzoek naar de identiteit van de gebruiker van het nummer [telefoonnummer] en observaties naar aanleiding van de telefoongesprekken is gebleken dat de gebruiker de ambtshalve bekende verdachte was.
Voorts is uit de opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken naar voren gekomen dat de verdachte in versluierd taalgebruik contact onderhield met eerdergenoemde [persoon]. Naar aanleiding van het contact tussen beiden is bij de verbalisanten de verdenking ontstaan dat de verdachte zich schuldig maakte aan overtreding van de Opiumwet.
Naar het oordeel van het hof leveren deze omstandigheden, anders dan door de raadsman betoogd, een redelijk vermoeden van schuld op als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering ter zake van overtreding van de Opiumwet, dat de aanhouding van de verdachte rechtvaardigde.
Dat de verdenking terzake van heling subsidiair verduistering eerst is ontstaan na de aanhouding van de verdachte op grond van overtreding van de Opiumwet maakt deze aanhouding niet onrechtmatig.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
schuldheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan heling, welk misdrijf het plegen van diefstallen en inbraken lucratief maakt en een afzetmarkt voor gestolen goederen in stand houdt.
De verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 juni 2010 reeds eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) weken.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. Reinking, mr. D.J.C. van den Broek en dr. G.J. Fleers, in bijzijn van de griffier mr. S.S. Mangal.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 juni 2010.
Dr. G.J. Fleers is buiten staat dit arrest te ondertekenen.