GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 200.006.088/01
Zaak-/rolnummer rechtbank : 62089/ KG ZA 08-64
Arrest van de eerste civiele kamer d.d. 16 maart 2010
[Naam],
wonende te [plaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. L.P.H.J. van Utenhove te 's-Gravenhage,
1. [Naam], en
2. [naam],
beiden wonende te [plaats],
geïntimeerden,
hierna te noemen: [geïntimeerde] (enkelvoud),
advocaat: mr. R.W. de Vos van Steenwijk te 's-Gravenhage.
Bij exploot van dagvaarding van 6 mei 2008 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het door de voorzieningenrechter in de rechtbank Middelburg tussen partijen in kort geding gewezen vonnis van 14 april 2008. Bij memorie van grieven (met daaraan gehecht de stukken van de procedure in eerste aanleg) heeft [appellant] drie grieven aangevoerd, die door [geïntimeerde] zijn bestreden bij memorie van antwoord (met producties). Hierop heeft [appellant] nog een akte (met producties) genomen, waarna [geïntimeerde] een antwoord-akte heeft genomen. Vervolgens hebben partijen de processtukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. De in het bestreden vonnis in rechtsoverweging 2.1, 2.2 en 2.3 weergegeven feiten zijn in hoger beroep niet betwist, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
2. In dit kort geding wordt voorshands van het volgende uitgegaan, kort gezegd en zakelijk weergegeven.
(2.1) [appellant] is sinds ongeveer 2001 eigenaar/bewoner van de [...] 53 te [plaats]. Achter op zijn perceel staat (minder dan 20 jaar) een schuur/garage met schuifdeuren, waarin [appellant] op enig moment zijn klassieke auto (een Volkswagen) heeft gestald.
(2.2) [geïntimeerde] is eigenaar/bewoner van [...] 43 te [plaats]. In 2006 heeft [geïntimeerde] door ruiling in eigendom verkregen een perceeltje grond dat door partijen in deze procedure met perceel X wordt aangeduid.
(2.3) Om met de in 2.1 bedoelde auto vanuit de schuur de openbare weg (de […]straat) te bereiken moet [appellant] eerst over perceel X rijden en daarna over een aan het Leger des Heils toebehorend perceel.
(2.4) De woningen [...] 51, 53 en 55 grenzen aan de voorkant aan de openbare weg. De achtertuinen van deze woningen waren van oudsher slechts met de fiets, kruiwagen, motor of brommer achterom bereikbaar via een gangetje tussen [...] 49 en 51.
(2.5) [geïntimeerde] heeft recent met een schutting en afsluitbare poorten perceel X afgesloten, waardoor [appellant] met zijn klassieke auto niet, althans moeilijk, de openbare weg kan bereiken.
(2.6) [appellant] heeft [geïntimeerde] gedagvaard in kort geding met een vordering, kort gezegd, tot verwijdering en verwijderd houden van de schutting en poorten, zodat [appellant] gebruik kan blijven maken van perceel X, dit op straffe van een dwangsom. [appellant] stelt dat deze afsluiting onrechtmatig is, primair omdat er sprake is van een buurweg, subsidiair omdat perceel X is aan te merken als noodweg.
(2.7) De voorzieningenrechter heeft de vordering van [appellant] in het thans bestreden vonnis afgewezen. De voorzieningenrechter heeft daartoe (zakelijk) overwogen
(i) dat, gelet op de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerde], in dit kort geding niet eenvoudig vastgesteld kan worden dat de weg een buurweg is in de zin van artikel 719 oud BW, en dat dit nader moet worden onderzocht in een bodemprocedure;
(ii) dat er geen grond is voor toekenning van een noodweg.
(iii) dat [geïntimeerde] desondanks perceel X niet zomaar mag afsluiten, hetgeen hij beseft. [geïntimeerde] moet, aldus de voorzieningenrechter, er voor zorgen dat [appellant] op een normale manier met zijn auto de garage uit kan rijden. Op dit moment is echter nog niet te overzien of daarvoor ook de schutting en poorten moeten worden afgebroken Gelet hierop en op het beperkte belang van [appellant] bij de gevraagde voorziening - [appellant] maakt immers slechts incidenteel gebruik van de klassieke auto - zal de vordering, ondanks de onrechtmatige afsluiting door [geïntimeerde], worden afgewezen.
(2.8) Inmiddels is [appellant] een bodemprocedure begonnen. Deze is thans aanhangig in hoger beroep (bij het hof 's-Hertogenbosch).
3. In het bij het hof 's-Gravenhage aanhangige hoger beroep van de beslissing van de voorzieningenrechter van 14 april 2008 heeft [appellant] drie grieven aangevoerd. Hiermee klaagt hij over de hiervoor in rechtsoverweging 2.7 (onder iii) weergegeven beslissingen. [geïntimeerde] heeft de grieven gemotiveerd bestreden en heeft betoogd dat de zaak zich niet voor een kort geding leent en dat er geen sprake is van een spoedeisend belang.
De stukken in de bodemzaak
4. Het volgende wordt voorop gesteld. Zowel [geïntimeerde] als [appellant] hebben verwezen naar processtukken in de bodemzaak. [geïntimeerde] heeft daartoe bij de memorie van antwoord in de onderhavige kort geding procedure zowel de conclusie van antwoord in de bodemzaak als de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appel, overgelegd. [appellant] heeft bij zijn akte in hoger beroep verwezen naar zijn memorie van grieven in de bodemzaak, echter zonder deze memorie over te leggen. Kennelijk per abuis heeft hij weer de memorie van grieven in de kort geding procedure overgelegd.
Het hof zal niet kennisnemen van deze stukken uit de bodemzaak, nu een algemene verwijzing door partijen naar bedoelde stukken ontoereikend is om deze onderdeel te maken van de processtrijd in deze kort geding procedure. Het hof zal daarom niet alsnog de memorie van grieven in de bodemzaak opvragen. Dit kort geding zal op zijn eigen merites worden beoordeeld op basis van de stellingen en weren van partijen in déze procedure.
5. Er zijn geen klachten geformuleerd tegen de overwegingen terzake van de voorzieningenrechter, zoals kort weergegeven in rechtsoverweging 2.7 onder (i) en (ii). Dit betekent dat ook het hof als uitgangspunt zal nemen dat voorshands niet van een buurweg of een noodweg kan worden uitgegaan.
6. Verder is niet, althans onvoldoende, gesteld of gebleken van andere gronden die [appellant] recht geven op voortdurend/regelmatig gebruik van perceel X. Dit laatste wordt door [appellant] blijkens de formulering van zijn vordering wél beoogd. Reeds hierop strandt de vordering van [appellant] tot verwijdering en verwijderd houden van de schutting en poorten.
7. Daarnaast wordt nog als volgt overwogen. Niet in geschil is dat [geïntimeerde] medewerking dient te verlenen aan eenmalige verwijdering van de auto via perceel X en dat [geïntimeerde] onrechtmatig handelt indien hij dat weigert.
Zo de vordering van [appellant] in deze beperkte zin zou moeten worden opgevat - zoals gezegd wijst de formulering daar niet direct op - heeft [appellant] daar geen spoedeisend belang bij. [appellant] heeft immers de stelling van [geïntimeerde] dat de auto defect is en feitelijk niet door [appellant] wordt gebruikt, niet deugdelijk bestreden. Het hof wijst in dit verband onder meer op productie 2 bij de akte van [appellant] in hoger beroep, te weten de brief van 29 februari 2008 van de advocaat van [appellant], waaruit naar voren komt dat de auto defect is. Enkel vage voornemens om in het zomerseizoen van de auto of de garage gebruik te gaan maken levert in de gegeven situatie geen spoedeisend belang op.
8. Onder deze omstandigheden is terecht de gevraagde voorziening geweigerd. De grieven hoeven niet nader te worden besproken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen, en wel reeds omdat een kort geding zich hier niet voor leent. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Hierbij past een proceskostenveroordeling ten laste van [appellant].
- bekrachtigt het bestreden vonnis;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 303,-- aan verschotten en € 1.341,-- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, J.C.N.B. Kaal en R.F. Groos en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 maart 2010 in aanwezigheid van de griffier.