GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 105.007.711./01
Rolnummer (oud) : 08/301
Zaak-rolnummer rechtbank: 289689/ KG 07/757
Arrest van de negende civiele kamer d.d. 18 augustus 2009
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Huurdersvereniging Leidschendam,
gevestigd te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg,
2. [appellante 2],
wonende te [Woonplaats], gemeente [X],
appellanten,
hierna te noemen: HVL c.s. of afzonderlijk HVL en [appellante 2],
advocaat: mr. T. Scholtus te ‘s-Gravenhage,
de stichting Christelijke Woonstichting Vidomes,
gevestigd te Delft,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Vidomes,
advocaat: mr. L.M. Bruins te ‘s-Gravenhage,
Bij exploot van 6 maart 2008 hebben HVL c.s. hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van
8 februari 2008 dat voorzieningenrechter in de rechtbank ’s-Gravenhage in kort geding tussen partijen heeft gewezen. Bij memorie van grieven (met producties) hebben HVL c.s. zeven grieven tegen het vonnis aangevoerd, welke grieven Vidomes bij memorie van antwoord (met één productie) heeft bestreden. Ten slotte hebben partijen stukken overgelegd voor arrest.
De beoordeling van het hoger beroep
1. De in het vonnis onder 2 vastgestelde feiten zijn niet bestreden, zodat ook het hof van deze feiten zal uitgaan.
2. In het kort gaat het in deze zaak om het volgende:
a. Vidomes is verhuurder van onder meer twee wooncomplexen aan de [locatie 1] en [locatie 2] in [Plaatsnaam].
b. HVL heeft ten doel om op het gebied van de volkshuisvesting de belangen te behartigen van hen die huurder zijn van een woning in beheer of eigendom van de (rechtsvoorgangster van Vidomes), welke behartiging zich voornamelijk richt op deze woningen en woonomgeving.
c. [de voorzitter] (hierna: [de voorzitter]) is voorzitter van HVL en [appellante 2] is secretaris. Daarnaast is [appellante 2] lid van de bewonerscommissie van de wooncomplexen [locatie 1] en [locatie 2].
d. Vidomes voert met HVL overleg op bovenlokaal (of centraal) niveau (centrale vestiging Vidomes) en op lokaal niveau (vestiging Vidomes Leidschendam). Daarnaast vindt overleg plaats tussen Vidomes vestiging Leidschendam en de bewonerscommissies (op complexniveau).
e. HVL heeft op 14 augustus 2000 een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de rechtsvoorgangster van Vidomes. Deze overeenkomst voorziet in een uitgebreide huurdersparticipatie door HVL en bewonerscommissies alsmede een ruime informatievoorziening door de Woningstichting Leidschendam aan HVL en bewonerscommissies.
f. Vidomes heeft deze samenwerkingsovereenkomst op enig moment opgezegd tegen augustus 2003.
h. In een memorandum van Vidomes van 8 maart 2005 aan onder meer HVL zijn afspraken vastgelegd met betrekking tot de wijze waarop Vidomes op complexniveau overleg voert met bewonerscommissies.
i. Bij brief van 22 mei 2006 heeft Vidomes HVL voorzien van een beschrijving van de werkwijze van Vidomes ten aanzien van de rol en invulling van zogeheten “planteams” bij renovaties of groot planmatig onderhoud. Volgens deze beschrijving werkt Vidomes samen met een planteam een plan uit voor een renovatie of groot onderhoud aan een wooncomplex, waarbij Vidomes eindverantwoordelijk is voor het uiteindelijke resultaat en altijd de eindstem heeft. Een planteam bestaat uit vertegenwoordigers van Vidomes, van de betrokken architect, van de bewonerscommissie en van bewoners van het betrokken complex.
j. [appellante 2] vertegenwoordigt in de planteams [locatie 1] en [locatie 2] de bewonerscommissies van deze wooncomplexen.
k. In een brief aan onder meer HVL van 2 april 2007 heeft Vidomes bericht zich genoodzaakt te zien de participatie in Leidschendam terug te brengen tot het minimum van de Wet op het overleg huurders verhuurder (WOHV). Verder laat Vidomes weten dat de enige manier om uit de in de brief beschreven impasse te komen is dat [appellante 2] haar functie in de bewonerscommissie en planteams neerlegt.
3. Na wijziging van eis in hoger beroep beogen de twee hoofdvorderingen van HVL en [appellante 2]:
(i) dat het overleg tussen Vidomes en HVL (a) en het overleg tussen Vidomes en de bewonerscommissies en de twee planteams (b) worden voortgezet op de wijze als vóór 2 april 2007 gebruikelijk was, en
(ii) dat tot het overleg (a) de bestuursleden van HVL, [de voorzitter] en [appellante 2], en tot het overleg (b) [appellante 2] worden toegelaten en zij daarin ongestoord hun functie kunnen uitoefenen.
De voorzieningenrechter heeft vordering (ii) ten aanzien van [appellante 2] toegewezen voor wat betreft het overleg met de bewonerscommissie [locatie 1]. Geen grief is gericht tegen de afwijzing van de vorderingen ten aanzien van [de voorzitter].
4. Ten aanzien van vordering (i) is het volgende van belang.
Aan het overleg tussen Vidomes en HVL op bovenlokaal en lokaal niveau lag een samenwerkingsovereenkomst d.d. 14 augustus 2000 ten grondslag. Vidomes heeft deze overeenkomst opgezegd tegen augustus 2003. Daarna werd het recht van de huurders (via HVL) op informatie, het geven van advies en overleg uitsluitend beheerst door de WOHV en het Besluit beheer sociale huurwoningen (BBSH). Bij brief van 29 september 2003 heeft Vidomes aan HVL te kennen gegeven aan de participatie op grond van de wet en regelgeving ruimhartig invulling te willen geven (productie 18 HVL). Op grond van artikel 5b lid 3 WOHV voert de verhuurder ten minste een maal per jaar met de betrokken huurdersorganisatie en de betrokken bewonerscommissie overleg, niet zijnde een overleg over verstrekte informatie als bedoeld in het eerste lid of de artikelen 3 en 4, welk laatste overleg volgens het tweede lid dient te worden gevoerd indien de huurdersorganisatie of de bewonerscommissie de verhuurder te kennen heeft gegeven dat overleg te willen voeren.
5. Uit de toelichting op grief 2 begrijpt het hof dat HVL zich op het standpunt stelt dat HVL en Vidomes hebben afgesproken dat op de verschillende niveaus regelmatig en meer dan één maal per jaar zou worden overlegd, zonder dat HVL daarom telkens behoefde te verzoeken. Daartoe beroept HVL zich op pagina 3 van het bovenlokaal verslag van 10 september 2003 (productie 27 HVL) waarin staat dat is afgesproken dat mevrouw [appellante 2] en de heer [Y] in onderling overleg gesprekspunten zouden vaststellen en dat voor het gemak de gespreksagenda los bij het verslag is gevoegd. Als voorbeeld van dergelijke gespreksschema’s legt HVL een voorstel vergaderschema 2005 en een voorstel vergaderingen 2007 over (productie 28 HVL).
6. Het hof verenigt zich met het oordeel van de voorzieningenrechter dat aan het feit dat Vidomes aan de wet- en regelgeving ruimhartig invulling heeft willen geven niet de verplichting van Vidomes kan worden verbonden onder alle omstandigheden het overleg in een frequentie en op een wijze voor te zetten zoals dat vóór 2 april 2007 gebruikelijk was. Uit de producties 27 en 28 zou kunnen worden afgeleid dat in de eerste jaren na opzegging van de samenwerkingsovereenkomst meer dan één maal per jaar overleg werd gevoerd. Een recht op handhaving van een dergelijke overlegfrequentie kan daarop niet worden gebaseerd. Daarbij is van belang dat in artikel 6 WOHV is geregeld dat voor een verruiming van een bevoegdheid in de wet een schriftelijke overeenkomst tussen de verhuurder en de huurdersorganisatie of de bewonerscommissie is vereist. Zoals op zichzelf niet tussen partijen in geschil kan onder bevoegdheid ook het recht van de huurdersorgansiatie op overleg worden begrepen. Naar het voorlopig oordeel van het hof dient deze schriftelijke overeenkomst te bestaan uit één schriftelijk stuk waarin duidelijk en ondubbelzinnig de wil van de verhuurder en de huurdersorganisatie/bewonerscommissie blijkt een of meer wettelijke bevoegdheden of rechten te verruimen. Als zodanig kunnen de producties 27 en 28 niet gelden.
7. Vidomes was niet jegens HVL verplicht de overlegsituatie zoals deze vóór 2 april 2007 bestond te handhaven. HVL heeft onvoldoende bijzondere omstandigheden gesteld op grond waarvan geoordeeld zou kunnen worden dat Vidomes, gelet op het doel van de WOHV, niettemin onzorgvuldig jegens HVL handelt door niet vaker met haar te overleggen dan het wettelijke minimum van één maal per jaar. In de verstoorde werkverhouding die voor Vidomes reden was zich tot dit wettelijke minimum te beperken, kan geen bijzondere omstandigheid worden gevonden, nu geenszins aannemelijk is geworden dat Vidomes zelf hieraan schuld had. HVL stelt nog dat Vidomes uitsluitend schriftelijk wil overleggen. Dit wordt door Vidomes betwist. Naar aangenomen mag worden is een schriftelijke uitwisseling van zienswijzen en reacties daarop minder efficiënt en tijdrovender dan een mondeling overleg. Zeker nu het overleg slechts één maal per jaar dient plaats te vinden, is de stelling van HVL op voorhand geenszins aannemelijk. De stelling van HVL behoefde daarom nadere onderbouwing, bijvoorbeeld door verklaringen van de betrokken bestuursleden, welke onderbouwing ontbreekt. In dit kort geding kan daarom niet van de juistheid van de stelling worden uitgegaan.
8. De conclusie is dat er geen grond is voor toewijzing van vordering (i).
9. De voorzieningenrechter heeft de vordering ten aanzien van [appellante 2] wat de bewonerscommissie [locatie 1] betreft toegewezen. Daartegen heeft Vidomes niet (incidenteel) gegriefd. Wat vordering (ii) betreft staat in hoger beroep ter beoordeling of het (op zichzelf niet betwiste) uitsluiten van [appellante 2] van het overleg met de planteams [locatie 1] en [locatie 2] jegens haar onrechtmatig is.
10. Het hof onderschrijft het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter (rov. 4.5.) over de beslissingsruimte die Vidomes heeft met betrekking tot de planteams. Niet wordt het standpunt van [appellante 2] gevolgd dat de brief van 22 mei 2006 een uitwerking is van het door Vidomes en HVL gesloten sociaal statuut (productie 19 HVL). In die brief stelt Vidomes duidelijk dat de daarbij gevoegde informatie kort beschrijft hoe Vidomes de rol en invulling van een planteam ziet en dat deze is “losgekoppeld” van het sociaal statuut. Ook aan het memorandum d.d. 8 maart 2005 van Vidomes over de bewonersparticipatie (productie 2 bij inleidende dagvaarding) kan [appellante 2] geen recht op deelname aan het overleg met de planteams ontlenen. Het feit dat de bewonerscommissie in het planteam is vertegenwoordigd (memorandum pg. 2, 2e zin van onderen), zoals voornoemde korte beschrijving onder “Samenstelling”ook vermeldt, betekent niet dat Vidomes hoe dan ook [appellante 2] als deelnemer namens de bewonerscommissie in het planteam heeft te aanvaarden. Nu ook overigens onvoldoende concrete feiten en omstandigheden zijn gesteld of aannemelijk geworden om te oordelen dat de uitsluiting van [appellante 2] jegens haar onrechtmatig is, is ook vordering (ii), voor zover in hoger beroep aan de orde, niet toewijsbaar.
11. Hierop stuiten de grieven 1 tot en met 4 af.
12. Ook het hof ziet geen aanleiding aan de veroordeling in het vonnis een dwangsom te verbinden. Deze veroordeling hangt nauw samen met een op Vidomes rustende wettelijke verplichting en van haar mag worden verwacht dat zij deze zal nakomen. Grief 5 faalt.
13. Het hof is het eens met de voorzieningenrechter dat de veroordeling van Vidomes ten aanzien van [appellante 2] niet de gevorderde rectificatie rechtvaardigt. Ook grief 6 kan niet slagen.
14. Gelet op de uitkomst van het geding heeft de voorzieningenrechter terecht HVL c.s. als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen. Grief 7 faalt. Het vonnis zal worden bekrachtigd. HVL c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van het hoger beroep hebben te dragen.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde;
veroordeelt HVL c.s. in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Vidomes begroot op € 303,= aan vast recht en € 894,= (1 punt tarief II) aan salaris voor de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.J. van Sandick, Th.W.H.E. Schmitz en R.F. Groos en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 augustus 2009 in aanwezigheid van de griffier.