ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ9289

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.022.145-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van de Stichting in hoger beroep tegen de afwijzing van voeging en tussenkomst

In deze zaak heeft de Stichting hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin haar verzoek tot voeging en tussenkomst in een hoofdprocedure werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de Stichting geen belang had bij de voeging, zoals vereist door artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De Stichting stelde dat zij een meerderheid van de leden van de Vereniging vertegenwoordigt en dat haar belangen niet voldoende werden gewaarborgd door de Vereniging zelf. De zaak draait om een conflict binnen de Vereniging over de verkoop van appartementsrechten, waarbij de Stichting meent dat een minderheid van de leden de procedure frustreert.

Het Gerechtshof 's-Gravenhage heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de Stichting ontvankelijk is in haar hoger beroep, maar dat de grief tegen de afwijzing van de voeging niet kan slagen. Het hof oordeelt dat de belangen van de leden van de Vereniging voldoende zijn gewaarborgd door de wet en de statuten van de Vereniging. De argumenten van de Stichting bieden geen redelijke grond voor de verzochte voeging en de processuele doelmatigheid zou niet gediend zijn bij de tussenkomst.

Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank en veroordeelt de Stichting in de kosten van het hoger beroep, die tot op heden op nihil worden begroot. Het bewijsaanbod van de Stichting wordt gepasseerd, omdat er geen gespecificeerd bewijs is aangeboden dat kan leiden tot een andere beslissing. Het arrest is uitgesproken op 7 juli 2009 door de vierde civiele kamer van het hof, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer: 200.022.145/01
Rolnummer rechtbank: 302626 / HA ZA 08-622
arrest van de vierde civiele kamer d.d. 7 juli 2009
inzake
de stichting STICHTING [de Stichting],
gevestigd te Rotterdam,
appellante,
hierna te noemen: de Stichting,
advocaat: mr. H.G.A.M. Halfers te Rotterdam,
tegen
1. de vereniging met volledige rechtspersoonlijkheid [de Vereniging],
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BOUW- EN HANDELSMAATSCHAPPIJ GOVADU II B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
3. [geïntimeerde 3],
wonende te [plaats],
4. [geïntimeerde 4],
wonende te [plaats],
5. [geïntimeerde 5],
wonende te [plaats],
6. [geïntimeerde 6],
wonende te [plaats],
7. [geïntimeerde 7],
wonende te [plaats],
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [geïntimeerde 8],
gevestigd te [plaats],
geïntimeerden,
hierna te noemen: de Vereniging (geïntimeerde sub 1) en Govadu c.s. (geïntimeerden sub 2 tot en met 8),
niet verschenen.
Het geding
Bij dagvaardingen van 16 december 2008 is de Stichting in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 17 september 2008, gewezen op het door de Stichting ingediende incidentele verzoek tot voeging en tussenkomst in de hoofdprocedure tussen de Vereniging als eiseres en Govadu c.s. als gedaagden. Bij memorie van grieven heeft de Stichting één grief tegen het bestreden vonnis aangevoerd. Tegen de Vereniging en Govadu c.s. is verstek verleend. Vervolgens heeft de Stichting haar procesdossier overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Nu het vonnis van de rechtbank van 17 september 2008 ten aanzien van de Stichting moet worden aangemerkt als een eindvonnis, is de Stichting ontvankelijk in haar hoger beroep.
2. De grief richt zich tegen de beslissing van de rechtbank dat de vordering tot voeging en tussenkomst van de Stichting moet worden afgewezen, nu de Stichting geen belang heeft als bedoeld in artikel 217 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3. In de toelichting op de grief wordt betoogd dat de rechtbank onvoldoende rekening heeft gehouden met de crises en tweespalt binnen de Vereniging. Binnen de Vereniging is ruzie tussen “twee rivaliserende kampen” van leden over de verkoop door de Vereniging in september 2007 van een tweetal appartementsrechten aan (indirect) de zoon van de toenmalige voorzitter van de Vereniging, de heer [B]. Nadat een nieuw bestuur was aangetreden, heeft dit besloten om namens de Vereniging deze verkoop aan te vechten. Hierover gaat de hoofdprocedure. De Stichting stelt dat zij een meerderheid van de leden vertegenwoordigt die de hoofdprocedure steunt, maar dat een minderheid van de leden er alles aan doet om de bodemprocedure te frustreren en te (doen) beëindigen, waaronder het zonder rechtsgrond doen inschrijven in het Handelsregister van een nieuw bestuur. Slechts door zich te voegen of tussen te komen kunnen, aldus de Stichting, de belangen van de meerderheid van de leden worden gewaarborgd.
4. Het hof verenigt zich met het oordeel van de rechtbank dat de Stichting geen belang heeft bij de verzochte voeging en/of tussenkomst als bedoeld in artikel 217 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en verwerpt de grief. De Vereniging is een rechtspersoon met een eigen, van de leden afgescheiden, vermogen. De belangen van de leden worden voldoende gewaarborgd door de wet en de statuten van de Vereniging. Indien en voor zover leden het niet eens zijn met (een beslissing van) het bestuur van de Vereniging, kunnen zij hierin via de algemene leden vergadering van de Vereniging proberen verandering in te brengen. Indien de stelling van de Stichting dat zij een meerderheid van de leden vertegenwoordigt juist is, zou dat geen probleem moeten vormen. Voorts is het hof met de rechtbank van oordeel dat de door de Stichting aangevoerde argumenten geen redelijke grond voor voeging en/of tussenkomst opleveren, en dat bovendien de processuele doelmatigheid hier niet mee gediend zou zijn.
5. Uit het bovenstaande volgt dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. De Stichting zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit hoger beroep, welke tot op heden aan de zijde van de Vereniging en van Govadu c.s. worden begroot op nihil.
6. Het hof passeert het bewijsaanbod, nu geen gespecificeerd bewijs is aangeboden van feiten of omstandigheden die kunnen leiden tot een andere beslissing.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis in het incident van de rechtbank Rotterdam van 17 september 2008;
- veroordeelt de Stichting in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de Vereniging en Govadu c.s. tot op heden begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M.T. van der Hoeven-Oud, P.M. Verbeek en R. van der Vlist en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2009 in aanwezigheid van de griffier.