ECLI:NL:GHSGR:2009:BH5235

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-003839-08
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige aangifte vennootschapsbelasting en omzetbelasting met valsheid in geschrift

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 4 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Dordrecht. De verdachte, die feitelijk leiding gaf aan een besloten vennootschap, werd beschuldigd van het onjuist en valselijk opmaken van aangiften vennootschapsbelasting en omzetbelasting. Dit leidde ertoe dat de belastingdienst niet in staat was om correcte belastingaanslagen op te leggen, waardoor de overheid benadeeld werd door te weinig belastinginkomsten. De verdachte had valse facturen gemaakt en deze in de administratie van de B.V. opgenomen om de onrechtmatige handelingen te camoufleren.

Tijdens de rechtszittingen in eerste aanleg en hoger beroep is het hof tot de conclusie gekomen dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte onjuiste aangiften heeft gedaan, waardoor hij van dat onderdeel van de tenlastelegging is vrijgesproken. Echter, het hof achtte wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrift en opzettelijk een onjuiste aangifte had gedaan, wat resulteerde in een veroordeling voor de feiten onder 2, 3 en 4 van de tenlastelegging.

De strafmaat werd bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof legde een taakstraf op van 240 uren, te vervangen door hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak benadrukt het belang van correcte belastingaangiften en de gevolgen van valsheid in geschrift in het belastingrecht.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003839-08
Parketnummer: 11-993007-06
Datum uitspraak: 4 maart 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 26 juni 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1968 te [geboorteplaats],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 18 februari 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd. Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, nu uit de onderliggende stukken noch anderszins aannemelijk is geworden dat [besloten vennootschap] onjuiste aangiften heeft gedaan waaraan de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Valsheid in geschrift.
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. [besloten vennootschap] heeft een aangifte vennootschapsbelasting en een aanvullende aangifte omzetbelasting onjuist gedaan respectievelijk valselijk opgemaakt. Zij heeft hiermee bewerkstelligd dat de belastingdienst niet in staat is geweest juiste belastingaanslagen op te leggen. Dientengevolge is te weinig belasting afgedragen, waarmee de overheid is benadeeld. De verdachte heeft aan deze feiten feitelijk leiding gegeven. Bovendien heeft hij, om deze feiten te camoufleren, valse facturen gemaakt en in de administratie van de B.V. opgenomen. Door aldus te handelen heeft de verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer pleegt te worden gesteld in schriftelijke stukken met bewijsbestemming als de onderhavige.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van navermelde duur in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 120 (honderdtwintig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. J. Borgesius, mr. J.M. Reinking en mr. R.C. Langeler, in bijzijn van de griffier mr. S.S. Mangal.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 maart 2009.