ECLI:NL:GHSGR:2008:BG5646
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van heffingsrente bij inkomstenbelasting en de kwalificatie als kosten
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, staat de aftrekbaarheid van heffingsrente ter discussie. De belanghebbende heeft in zijn aangifte voor het jaar 2001 een heffingsrente van € 24.923 in aftrek gebracht als kosten ter zake van een werkzaamheid. De Inspecteur heeft dit betwist, wat heeft geleid tot een hoger beroep na een eerdere uitspraak van de rechtbank die het bezwaar van de belanghebbende tegen de aanslag had afgewezen. De rechtbank had vastgesteld dat de belanghebbende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen had ontvangen, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 54.070 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 20.328.
Tijdens de mondelinge behandeling op 22 april 2008, waar beide partijen aanwezig waren, heeft het Hof de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank overgenomen. De belanghebbende stelt dat zijn belastingschuld een schuld is die direct samenhangt met zijn ondernemingsvermogen, terwijl de Inspecteur betoogt dat de heffingsrente niet kan worden gekwalificeerd als een met een vermogensbestanddeel samenhangende schuld. Het Hof overweegt dat de inkomstenbelasting die door de belanghebbende verschuldigd is, een privé-schuld betreft en dat de heffingsrente onder hetzelfde regime valt als de belastingschuld zelf.
Het Hof concludeert dat de rechtbank terecht het beroep van de belanghebbende ongegrond heeft verklaard. De beslissing van het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van de belanghebbende niet wordt toegewezen. De proceskosten worden niet toegewezen, en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.