ECLI:NL:GHSGR:2008:BD5882

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.005.503/01 (Rolnummer oud: C06/1291)
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake indeplaatsstelling van huurovereenkomst na faillissement

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [Huurder] c.s. tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin de curator van de failliete onderneming Cabout B.V. was gemachtigd om indeplaatsstelling te verzoeken. Cabout B.V. had op 18 december 2002 een huurovereenkomst gesloten met [Huurder] c.s. voor een winkelpand, maar werd op 5 oktober 2005 failliet verklaard. De curator, mr. J.H. van der Weide, heeft geprobeerd de onderneming te verkopen en heeft daarbij contact gehad met twee geïnteresseerde partijen, World of Delights B.V. (WOD) en Heinen Delftware B.V. (Heinen). WOD heeft uiteindelijk activa van Cabout gekocht, maar de onderhandelingen over de huurrechten met [Huurder] c.s. zijn niet tot overeenstemming gekomen. [Huurder] c.s. heeft op 14 oktober 2005 een nieuwe huurovereenkomst met Heinen gesloten en de huurovereenkomst met Cabout opgezegd.

De curator heeft vervolgens bij de rechtbank verzocht om WOD in de plaats te stellen van Cabout als huurster. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, maar [Huurder] c.s. is in hoger beroep gegaan. Het hof heeft de grieven van [Huurder] c.s. beoordeeld en geconcludeerd dat de curator zijn recht op indeplaatsstelling heeft verwerkt. Het hof oordeelt dat er geen zwaarwichtig belang is bij de overdracht aan WOD, en dat de curator niet heeft aangetoond dat de indeplaatsstelling noodzakelijk was voor de boedel. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vordering van de curator af, waarbij de curator in de proceskosten wordt veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
rolnummer : C06/1291
zaaknummer : 105.005.503/01
rolnummer rechtbank : 542498 \ CV EXPL 05-8700
arrest van de negende civiele kamer d.d. 5 juni 2008
inzake
1. [HUURDER],
2. [HUURDER],
beiden wonende [woonplaats]
appellanten,
hierna te noemen: [Huurder] c.s.,
procureur: mr. P. van Riessen,
tegen
mr. Jorrit Hieronymus van der WEIDE,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap Cabout B.V., opvolgend als curator achtereenvolgens mrs. M.E.M James-Pater, M.W.J. Jongmans en J.R. Berkenbosch,
kantoorhoudende te ’s-Gravenhage,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de curator,
procureur: mr. T. van Dijk.
Het geding
1. Bij exploot van 22 september 2006 is [Huurder] c.s. in hoger beroep gekomen van het op 29 juni 2006 door de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie Delft, tussen partijen gewezen vonnis. Bij memorie van grieven (met producties) zijn negen grieven opgeworpen, die alle bij memorie van antwoord (ook met producties) zijn bestreden. Op 7 maart 2008 hebben partijen hun standpunten mondeling door hun procureurs doen bepleiten. Beide partijen hebben op het pleitdossier arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
2. In het vonnis van 29 juni 2006 heeft de rechtbank een aantal feiten vastgesteld. Voorzover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen, staan die feiten tussen partijen vast.
3. Samengevat gaat het om het volgende.
Cabout B.V. (hierna: Cabout) heeft op 18 december 2002 met [Huurder] c.s. een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot het pand […] voor de duur van vijf jaren en ingaande 1 januari 2004. Het gehuurde betreft winkelruimte op de parterre en eerste verdieping en opslagruimte in het souterrain alsmede de onzelfstandige bovenwoning (tweede verdieping en zolder). De gehuurde bedrijfsruimte mag volgens de huurovereenkomst uitsluitend gebruikt worden als bedrijfsruimte voor de verkoop van aardewerk, porselein en souvenirs.
Bij vonnis van 5 oktober 2005 is Cabout in staat van faillissement verklaard. De rechtbank heeft destijds mr. J.E. Berkenbosch benoemd tot curator in dat faillissement. Inmiddels is mr. J.H. van der Weide curator in het faillissement van Cabout.
De curator heeft getracht de failliete onderneming van Cabout te verkopen. In dat kader waren er twee gegadigden, te weten World of Delights B.V. (hierna: WOD) en Heinen Delftware B.V. (hierna: Heinen). In dat verband heeft de curator op 12 oktober 2005 per e-mail zowel aan WOD als Heinen het volgende geschreven: “(…) U heeft aangegeven geïnteresseerd te zijn in koop van de onderneming van Cabout B.V. (in faillissement) welke bestaat uit de voorraad en inventaris (de “Onderneming”).
Overname van de huurovereenkomst dient u, zoals reeds aan u medegedeeld, in beginsel rechtstreeks met de betreffende verhuurders op te nemen. Ik ben in principe bereid mij zonodig - onder nader overeen te komen voorwaarden - in te spannen om indeplaatsstelling in rechte af te dwingen. Dit is evenwel volledig voor risico van de koper. (…) U heeft tot vrijdag 14 oktober 2005 17.00 uur de gelegenheid (…) bij mij een onvoorwaardelijk en onherroepelijk bod uit te brengen op de Onderneming. (…)”.
WOD heeft voor een bedrag van € 120.000,-- van de curator activa van Cabout gekocht. Onder 2.6 van het koopcontract staat opgenomen: “(…) In het bijzonder zal Verkoper zich op alle wijzen inspannen om voor de gehuurde panden een indeplaatsstelling te realiseren. De kosten die verbonden zijn aan een eventuele indeplaatsstellingsprocedure zijn voor rekening van Koper.”
WOD heeft zich vervolgens (op 14 oktober 2005, in de ochtend) tot (de makelaar van) [Huurder] c.s. gewend, om te onderhandelen over de huurrechten met betrekking tot het pand [...]. WOD en [Huurder] c.s. zijn daarbij uiteindelijk uitgekomen op een huurprijs van € 51.000,-- op jaarbasis. Wel heeft WOD bij die onderhandelingen voorwaarden gesteld, die voor [Huurder] c.s. niet acceptabel waren, zodat (vanwege die voorwaarden) niet tot overeenstemming is gekomen. Later die ochtend, heeft WOD genoemde voorwaarden laten varen en dat aan (de makelaar van) [Huurder] c.s. kenbaar gemaakt. [Huurder] c.s. heeft aangegeven toen niet meer met WOD te willen contracteren.
[Huurder] c.s. heeft op 14 oktober 2005 een huurovereenkomst met betrekking tot het pand […] gesloten met Heinen, dit tegen een huurprijs op jaarbasis van € 51.500,--.
[Huurder] c.s. heeft, na het uitbrengen van de inleidende dagvaarding, de huurovereenkomst met betrekking tot het pand …] bij brieven van 30 november 2005 en 13 december 2005 ex art. 39 Faillissementswet opgezegd tegen 1 maart 2006.
4. In eerste aanleg vorderde de curator, bij dagvaarding van 22 november 2005, kort gezegd, machtiging om WOD in de plaats te stellen van Cabout B.V. als huurster van het pand [...]. Bij akte van 2 februari 2006 heeft de curator zijn vordering vermeerderd met een verklaring voor recht dat de opzegging door [Huurder] c.s. van de huurovereenkomst met Cabout in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, althans misbruik van recht oplevert, althans geen rechtgevolg zal hebben.
De rechtbank heeft bij de bestreden beslissing van 29 juni 2006 (onder voorwaarden) de vordering van de curator toegewezen en bepaald dat [Huurder] c.s. zich niet op de opzegging van de huurovereenkomst kan beroepen.
5. [Huurder] c.s. vordert in hoger beroep vernietiging van het vonnis van 29 juni 2006. In dat verband heeft [Huurder] c.s. negen grieven geformuleerd. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Zij klagen er (in samenhang) over dat de rechtbank gronden aanwezig geacht heeft om de door de curator verzochte indeplaatsstelling toe te wijzen.
6. In de wet is de indeplaatsstelling als hier aan de orde geregeld in art. 7:307 BW. Toewijzing van een verzoek om indeplaatsstelling als door de curator bij inleidende dagvaarding gedaan, is volgens die wetsbepaling in dezen enkel aan de orde als Cabout een zwaarwichtig belang heeft bij de overdracht van het bedrijf. Bij gebreke van een zwaarwichtig belang moet het machtigingsverzoek aanstonds worden afgewezen. Is er aan de kant van de Cabout wel een zwaarwichtig belang, dan dient vervolgens, nu WOD naar het oordeel van het hof voldoende waarborgen biedt voor een volledige nakoming van de huurovereenkomst en voor een behoorlijke bedrijfsvoering - de huidige situatie waarbij WOD het pand [...]tegen betaling van een gebruikersvergoeding als bedrijfsruimte voor de verkoop van aardewerk, porselein en souvenirs exploiteert geeft het hof voor dat oordeel aanleiding - een afweging plaats te vinden van de belangen van Cabout enerzijds en de belangen van [Huurder] c.s. anderzijds.
7. Het punt dat voor alles aan de orde moet komen is de stelling van [Huurder] c.s. dat de curator zijn recht om indeplaatsstelling te vragen verwerkt heeft, door het verwerven van de huurrechten in vrije onderhandeling aan ieder van de gegadigde partijen over te laten.
Het hof kan [Huurder] c.s. in die stelling niet volgen. Op zich is het juist dat de curator met betrekking tot het verkrijgen van het huurecht van het pand [...] WOD en Heinen bij emailbericht van 12 oktober 2005 heeft laten weten dat zij zelf rechtstreeks contact met [Huurder] c.s. dienden op te nemen. Echter, de curator heeft daarbij (in het zelfde emailbericht) direct aangegeven dat hij bereid was - voor het geval, naar het hof begrijpt, het rechtstreeks verkrijgen van de huurrechten van [Huurder] c.s. voor WOD of Heinen problemen zo opleveren – zich desgewenst in te spannen om indeplaatsstelling in rechte af te dwingen. Het moge zo zijn dat dat emailbericht niet gericht was aan [Huurder] c.s., maar ten opzichte van [Huurder] c.s. heeft de curator nimmer het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat hij van het recht om indeplaatsstelling te vorderen afzag. Uit het enkel verwijzen van WOD en Heinen naar [Huurder] c.s. voor het verkrijgen van de huurrechten kan dat niet worden afgeleid. De huurovereenkomst met betrekking tot het pand [...] was toen nog niet opgezegd en was aan Cabout voorbehouden. [Huurder] c.s. kon niet vrijelijk een andere huurder kiezen zolang hij niet wist wat de plannen van de curator waren met betrekking tot genoemd pand (en de daarin gedreven onderneming). Dat de curator geen enkele mededeling gedaan heeft aan [Huurder] c.s. dat het hem niet vrijstond een huurovereenkomst te sluiten met een potentiële huurder naar zijn keuze, doet daaraan niet af. [Huurder] c.s. kan daaruit niet afgeleid hebben dat hij - met voorbij gaan aan de rechten van (de curator in het faillissement van) Cabout - de vrije hand had.
8. Voorts moet aan de orde moet komen de vraag of er hier sprake is van een overdracht van een bedrijf als bedoeld in genoemd art. 7.307 BW. Het hof beantwoordt, met de rechtbank, die vraag bevestigend. De tussen de curator en WOD gesloten “Overeenkomst tot koop en verkoop van activa” en de daarbij behorende bijlage 1. geeft voor dat oordeel voldoende aanknopingspunten. Zo is er bijvoorbeeld sprake van overdracht van handelsnamen, beeldmerken, logo’s, klantenbestanden/-gegevens en overige zaken benodigd voor de voortzetting van een onderneming. Verder is er ook sprake van overdracht van orderportefeuille voorzover aanwezig, inventaris, software en telefoonnummers. [Huurder] c.s. stelt weliswaar dat het bewijs van de bedrijfsoverdracht niet teruggevoerd kan worden op genoemde bijlage 1 omdat die lijst het nodige suggereert, maar aan de werkelijkheid geen recht doet nu er enkel sprake is van overdracht van voorraad en inventaris, maar [Huurder] c.s. onderbouwt die stelling verder niet. Het is aan [Huurder] c.s. om te stellen en zo nodig te bewijzen dat de door de curator en WOD opgestelde en ondertekende overeenkomst tot koop en verkoop van activa zodanig niet strookt met de werkelijkheid dat van een overdracht als bedoeld in art. 7:307 BW geen sprake is. [Huurder] c.s. schiet op dit punt echter te kort. Hoewel Cabout de exploitatie van haar bedrijf had gestaakt en er van concrete (over te nemen) bedrijvigheid geen sprake was, terwijl van de overgedragen elementen zoals hiervoor aangeduid, de voorraad en inventaris het meest concrete en tastbare bestanddeel is, betekent dat niet dat er enkel sprake is van overdracht van activa, zoals [Huurder] c.s. heeft betoogd. Het hof hecht daarbij ondermeer betekenis aan het feit dat, blijkens de email van de curator van 12 oktober 2005, de “onderneming” wenste te verkopen. Onder omstandigheden, met name door tijdsverloop, zou dat anders kunnen liggen maar daarvoor heeft [Huurder] c.s. onvoldoende gesteld.
9. Verder moet de vraag aan de orde komen of er aan de kant van Cabout een zwaarwichtig belang bestaat bij de overdracht aan WOD van haar bedrijf.
In dat verband heeft de curator betoogd dat hij zich jegens WOD verplicht heeft zich op alle wijzen in te spannen de indeplaatsstelling te verwezenlijken. Vanwege die inspanningsverplichting heeft de curator een (veel) hogere prijs voor de failliete onderneming bereikt. Daar komt bij dat WOD de achterstallige huur van Cabout volledig aan [Huurder] c.s. voldaan heeft alsmede ook de huurpenningen gedurende de periode van opzegging van de huur door [Huurder] c.s.. In die omstandigheden is volgens de curator het zwaarwichtige belang van Cabout gelegen. De rechtbank heeft de curator in die stellingname ook gevolgd. Het hof onderschrijft die gedachtengang echter niet. Vereist is hier een zwaarwichtig belang van de huurder of van degene die het bedrijf uitoefent bij de overdracht van de onderneming. Het enkele belang van de curator van de gefailleerde huurder om voor de boedel een zo hoog mogelijke opbrengst te verkrijgen bij verkoop van de onderneming is niet zonder meer met een dergelijk zwaarwichtig belang gelijk te stellen. Indeplaatsstelling tast de contractsvrijheid van de verhuurder aan en een dergelijke inbreuk op de contractsvrijheid dient slechts in de in artikel 7:307 BW bedoelde uitzonderingsgevallen waarbij bescherming van de huurder van bedrijfsruimte ter zake van het verloren gaan van zijn inspanningen en investeringen vooropstaat, te worden gehonoreerd. Bovendien staat in dit geval niet vast dat de curator bij toewijzing van de indeplaatsstellingsvordering inderdaad voor de boedel een belangrijk hogere opbrengst zou hebben verkregen. Hij heeft zich slechts verplicht om zich in te spannen om de overdracht aan WOD tot stand te brengen. Voor deze inspanning heeft WOD betaald en het niet tot stand komen van de indeplaatsstelling brengt daar geen verandering in. Terecht stelt [Huurder] c.s. dat de curator geen hogere opbrengst voor de boedel genereert indien de indeplaatsstelling wordt toegestaan of een lagere opbrengt realiseert indien de indeplaatsstelling wordt geweigerd. Ook het feit dat WOD de huur aan [Huurder] c.s. heeft voldaan tot het moment van opzegging van de huurovereenkomst door [Huurder] c.s. en dat dit heeft geleid tot vermindering van een boedelschuld van de failliete boedel, brengt in het voorgaande geen verandering.
10. Waar er naar het oordeel van het hof van een zwaarwichtig belang als bedoeld in art. 7: 307 BW geen sprake is, kan er van indeplaatsstelling geen sprake zijn. Dat betekent weer dat de grieven die [Huurder] c.s. tegen het vonnis van de rechtbank waarbij de indeplaatsstelling is gehonoreerd, heeft geformuleerd, hout snijden. Dat vonnis kan dan ook niet in stand blijven.
De door de curator bij dagvaarding van 22 december 2005 ingestelde vordering tot in de plaatsstelling dient alsnog te worden afgewezen. In het verlengde daarvan wordt ook de gevorderde verklaring voor recht afgewezen. Waar er van indeplaatsstelling geen sprake kan zijn, is de opzegging door [Huurder] c.s. van de huurovereenkomst met Cabout niet in strijd met de redelijkheid en de billijkheid, noch levert die opzegging misbruik van recht op.
De curator zal als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de kosten van zowel de eerste aanleg als in hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie Delft¸van 29 juni 2006;
en opnieuw rechtdoende:
- wijst de door de curator tegen [Huurder] c.s. ingestelde (en vermeerderde) vordering alsnog af.
- veroordeelt de curator in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [Huurder] c.s. tot op 29 juni 2006 begroot op de kosten zoals hieronder nader gespecificeerd:
salaris gemachtigde : € 600,--;
- veroordeelt de curator in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [Huurder] c.s. tot op heden begroot op de kosten zoals hieronder nader gespecificeerd:
kosten dagvaarding : € 84,87;
vastrecht : € 248,--;
salaris procureur : € 2.682,--;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. van Rijkom, S.R. Mellema en N.M. van der Horst, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juni 2008 in aanwezigheid van de griffier.