Rolnummer: 22-002470-07
Parketnummer: 09-410057-07
TUL: 09-900590-06
Datum uitspraak: 28 september 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 13 april 2007 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te '[geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 28 september 2007.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis. Tevens is de tenuitvoerlegging gelast van een bij vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van 16 november 2006 onder parketnummer 09-900590-06 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken, alsmede dat hij ter zake van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft tijdens een ruzie in het uitgaanscircuit het slachtoffer tegen het hoofd geslagen en/of gestompt en tegen zijn lichaam getrapt. Hiermee heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, dat als gevolg hiervan pijn heeft ondervonden. Dit is bovendien een feit dat, indien zoals in het onderhavige geval gepleegd in het uitgaanscircuit, gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaakt bij omstanders.
Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 3 september 2007, is de verdachte eerder veroordeeld voor het plegen van ook soortgelijke strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting heeft het hof bij de bepaling van de op te leggen straf in het bijzonder in aanmerking genomen dat de verdachte zijn leven een wending ten goede heeft gegeven. Het hof ziet daarin aanleiding om verdachte niet opnieuw een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen zoals door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van 16 november 2006 onder parketnummer 09-900590-06 is de verdachte veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van één maand, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep, in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf, gevorderd dat deze vordering zal worden toegewezen, echter in die zin dat de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand zal worden omgezet in een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
In hoger beroep is komen vast te staan, dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. Immers, de verdachte heeft het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
Het geven van een last tot tenuitvoerlegging is derhalve gerechtvaardigd.
Gelet op hetgeen is overwogen met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zal het hof de tenuitvoerlegging gelasten van, in plaats van vorenbedoelde last tot tenuitvoerlegging, een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder
1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 (vijftien) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Wijst toe de vordering van het openbaar ministerie ex artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht, in dier voege dat in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van 16 november 2006 onder parketnummer 09-900590-06, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand, tenuitvoerlegging wordt gelast van een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 30 (dertig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries,
mr. J.M. Reinking en mr. G.J.W. van Oven, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 september 2007.