ECLI:NL:GHSGR:2007:BB6491
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Savelbergh
- J. van Knobelsdorff
- M. Vonk
- Rechtspraak.nl
Berekening van negatief loon bij vervallen optierechten na beëindiging dienstbetrekking
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof te 's-Gravenhage op 16 oktober 2007, staat de berekening van het nadeel van vervallen optierechten centraal. De belanghebbende, die in beroep ging tegen een aanslag in de inkomstenbelasting, betoogde dat het nadeel dat hij ondervond door het vervallen van zijn optierechten als negatief loon moet worden aangemerkt. De zaak was eerder behandeld door het Gerechtshof te Amsterdam, dat de uitspraak van de Inspecteur had bevestigd. Echter, de Hoge Raad vernietigde deze uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 september 2007 werd vastgesteld dat de belanghebbende en de Inspecteur hun standpunten hadden gepresenteerd. Het Hof oordeelde dat het nadeel dat de belanghebbende had ondervonden door het vervallen van de optierechten als negatief loon moest worden aangemerkt. Dit nadeel werd vastgesteld op basis van de waarde in het economische verkeer van de optierechten op het moment van verval, met overeenkomstige toepassing van artikel 15 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting.
Het Hof concludeerde dat het belastbare inkomen van de belanghebbende moest worden vastgesteld op ƒ 82.495 (€ 37.434) na aftrek van het berekende negatieve loon van ƒ 2.709. De uitspraak van het Gerechtshof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de eerdere uitspraak en gelastte de Staat der Nederlanden het griffierecht van € 31 aan de belanghebbende te vergoeden. De belanghebbende en de Inspecteur kregen de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.