ECLI:NL:GHSGR:2007:BB5888

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200298907
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak zonder directe herkenning door aangeefsters

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 12 oktober 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht weken en de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken. De zaak betreft beschuldigingen van schennisplegen, waarbij de verdachte ontkent de daden te hebben gepleegd. Tijdens de rechtszittingen is gebleken dat er geen directe herkenning van de verdachte door de aangeefsters heeft plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot de conclusie van het hof dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de daden heeft gepleegd. Het hof heeft daarom besloten de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten. Daarnaast heeft het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan de nieuwe tenlastelegging. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en de argumenten van zowel de advocaat-generaal als de verdediging.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002989-07
Parketnummer: 09-665027-07
TUL: 09-530276-05
Datum uitspraak: 12 oktober 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 24 mei 2007 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 28 september 2007.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een werkstraf van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis, waarvan 75 uren subsidiair 37 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken. Tevens is de tenuitvoerlegging gelast van een bij vonnis van de politierechter te
’s-Gravenhage van 29 augustus 2005 onder parketnummer 09-530276-05 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
In de onderhavige zaak heeft nimmer een directe herkenning van de verdachte door de beide aangeefsters plaatsgevonden. Derhalve staat niet vast dat de verdachte de persoon is die door de aangeefsters op 23 maart en 18 april 2006 is gezien. Mede in het licht van de ontkenning van de verdachte is naar het oordeel van het hof dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van
29 augustus 2005 onder parketnummer 09-530276-05 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep, in afwijking op de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf, gevorderd dat deze vordering zal worden toegewezen, echter in die zin dat de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken zal worden omgezet in een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Nu de verdachte terzake van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken, is de algemene voorwaarde niet geschonden. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering van het openbaar ministerie ex artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van 29 augustus 2005 onder parketnummer 09-530276-05 opgelegde voorwaardelijke straf.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries,
mr. J.M. Reinking en mr. G.J.W. van Oven, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 oktober 2007.