ECLI:NL:GHSGR:2006:BG3638

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.003.973/01 , C05/1619 (oud)
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van supermarkt voor letselschade door vallend flesje

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van Jumbo Supermarkten B.V. voor letselschade die [mevrouw] heeft opgelopen toen een flesje Bacardi Breezer van het kassameubel viel en haar verwondde. Het ongeval vond plaats op 17 augustus 2001 in de supermarkt te Middelburg. [mevrouw] vorderde in eerste aanleg een verklaring voor recht dat Jumbo aansprakelijk was voor de door haar geleden schade, alsook een voorschot op de schadevergoeding. Jumbo betwistte de feitelijke toedracht van het ongeval en stelde dat het flesje door eigen toedoen van [mevrouw] was gevallen. De rechtbank oordeelde dat Jumbo aansprakelijk was op grond van artikel 6:162 BW, omdat zij niet voldoende veiligheidsmaatregelen had getroffen.

In hoger beroep heeft Jumbo de aansprakelijkheid betwist en aangevoerd dat er geen sprake was van gevaarzetting. Het hof oordeelde dat de feitelijke toedracht van het ongeval onvoldoende duidelijk was en dat [mevrouw] bewijs diende te leveren van haar stelling dat het flesje van het kassameubel was gevallen door het op elkaar lopen van boodschappen. Het hof benadrukte dat bij de beoordeling van onrechtmatigheid niet alleen de kans op schade, maar ook de aard van de gedraging en de ernst van de schade in overweging moeten worden genomen.

Het hof concludeerde dat, indien [mevrouw] slaagt in haar bewijsopdracht, Jumbo mogelijk een onrechtmatige daad heeft gepleegd door geen adequate voorzorgsmaatregelen te nemen. Het hof hield de verdere beslissing aan en bepaalde dat getuigenverhoren zouden plaatsvinden om het bewijs te leveren. De zaak is van belang voor de beoordeling van aansprakelijkheid in gevallen van letselschade door ongevallen in supermarkten en de toepassing van de omkeringsregel in aansprakelijkheidszaken.

Uitspraak

Uitspraak: 28 december 2006
Rolnummer: 05/1619
Rolnr. rechtbank: 3/2005
HET GERECHTSHOF ´S-GRAVENHAGE, vierde civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JUMBO SUPERMARKTEN B.V.,
gevestigd te Veghel,
appellante in het principaal appel,
geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel appel,
hierna te noemen: Jumbo,
procureur: mr. H.J. Arnold,
tegen
[MEVROUW],
wonende te [Woonplaats],
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het voorwaardelijk incidenteel appel,
hierna te noemen: [mevrouw],
procureur: mr. R. Schoemaker.
Het geding
Bij exploot van 24 augustus 2005 is Jumbo in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Middelburg van 27 juli 2005, gewezen tussen [mevrouw] als eiseres en Jumbo als gedaagde. Bij memorie van grieven heeft Jumbo, onder overlegging van zes producties, twee grieven tegen het vonnis aangevoerd, die door [mevrouw] bij memorie van antwoord zijn bestreden. Daarbij heeft [mevrouw] vier producties overgelegd en tevens voorwaardelijk incidenteel appel ingesteld, onder aanvoering van één grief. In het procesdossier van [mevrouw] ontbreekt productie 4 bij haar memorie.
Jumbo heeft een voorwaardelijk incidentele memorie van antwoord ingediend.
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Het hof verwijst voor de inhoud van de grieven over en weer naar de onderscheiden memories.
2. In hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende tussen partijen vast staande feiten. Op 17 augustus 2001 is [mevrouw] gewond geraakt in de supermarkt van Jumbo te Middelburg. Toen zij zich voor de kassa bevond, viel er een flesje Bacardi Breezer op de stenen vloer van de supermarkt kapot. De glasscherven zijn opgespat en ten dele terecht gekomen in de linkeronderarm van [mevrouw]. Hierdoor heeft [mevrouw] een (ernstige) slagaderlijke bloeding in haar linkeronderarm opgelopen.
3. [mevrouw] heeft in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd, inhoudend dat Jumbo aansprakelijk is voor de door haar als gevolg van het ongeval geleden materiële en immateriële schade, welke nader is op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. [mevrouw] heeft tevens een voorschot op de materiële schadevergoeding gevorderd van € 951,86, alsmede een voorschot op de immateriële schadevergoeding van € 10.000,--. Ten slotte heeft zij vergoeding van wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten gevorderd.
4. [mevrouw] heeft aan haar vorderingen (primair) ten grondslag gelegd dat het ongeval is veroorzaakt doordat het betrokken flesje Bacardi Breezer van het kassameubel af is gevallen als gevolg van het (op de voorband) op elkaar lopen van boodschappen tegen de goederengeleider (en vervolgens op de stenen vloer kapot is gesprongen). Volgens [mevrouw] heeft Jumbo de aanmerkelijke kans op een ongeval als het onderhavige, met de daaruit voortvloeiende schade, voor lief genomen en heeft zij niet de veiligheidsmaatregelen getroffen die nodig waren, en die gemakkelijk en goedkoop te realiseren waren, om dit ongeval en de daaruit voortvloeiende schade te voorkomen. Derhalve is Jumbo volgens [mevrouw] - primair - op grond van gevaarzetting (artikel 6:162 BW) aansprakelijk voor de door [mevrouw] geleden schade. Subsidiair is Jumbo volgens [mevrouw] op grond van artikel 6:162 jo. 170 BW aansprakelijk wegens een fout van haar ondergeschikte, te weten de betrokken caissière. [mevrouw] is van mening dat de caissière niet tijdig en adequaat heeft gereageerd op de gevaarlijke situatie die was ontstaan op de lopende band, te weten het op elkaar lopen van de boodschappen.
5. Jumbo heeft in eerste aanleg de feitelijke toedracht van het ongeval, als door [mevrouw] gesteld, gemotiveerd betwist. Volgens Jumbo was er geen sprake van een situatie van gevaarzetting waarvoor zij aansprakelijk zou zijn, maar van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Volgens Jumbo is het betrokken flesje gevallen door eigen toedoen van [mevrouw]. Jumbo ontkent voorts dat sprake zou zijn geweest van onzorgvuldig handelen van haar caissière. Ten slotte heeft zij (de hoogte van) de schade gemotiveerd weersproken.
6. Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat Jumbo op grond van artikel 6:162 BW, dat wil zeggen vanwege het niet voldoende in acht nemen van veiligheidsnormen, aansprakelijk is voor de schade, die [mevrouw] ten gevolge van het ongeval heeft geleden en nog zal lijden. Op grond hiervan heeft de rechtbank de door [mevrouw] gevorderde verklaring voor recht uitgesproken en heeft zij de zaak voor wat betreft de vorderingen tot schadevergoeding (zowel de verwijzing naar de schadestaatprocedure als de vorderingen tot betaling van een voorschot) naar de zogenoemde parkeerrol verwezen. Voor zover nodig, heeft de rechtbank tevens bepaald dat tussentijds hoger beroep van haar vonnis is toegestaan.
7. De principale grieven 1 en 2 lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Deze behelzen onder meer de klacht dat de rechtbank ten onrechte de betwisting van de door [mevrouw] gestelde toedracht van het ongeval (zonder bewijsvoering) heeft gepasseerd. Jumbo meent dat zij gemotiveerd heeft betwist dat het flesje Bacardi Breezer van het kassameubel af zou zijn gevallen als gevolg van het “op elkaar lopen” van (op de voorband geplaatste) boodschappen tegen de goederengeleider. Jumbo ontkent in hoger beroep op zich niet meer dat het betrokken flesje rechtop had gestaan voordat het op de stenen vloer viel. Volgens Jumbo had de rechtbank echter niet voorbij mogen gaan aan de door haar genoemde mogelijkheid dat [mevrouw] het flesje Bacardi Breezer zelf van de voorband af heeft gestoten. Verder stelt Jumbo dat [mevrouw] het flesje van het plateau boven de kassa heeft gestoten. In verband hiermee meent Jumbo dat de rechtbank ten onrechte heeft vooropgesteld dat uit de (door de rechtbank vastgestelde) toedracht van het ongeval zou volgen dat aan het normale gebruik van het kassameubel een risico op schade kleeft, omdat de val van het betrokken flesje niet te wijten zou zijn aan het op andere dan normale wijze gebruik maken van het kassameubel. Verder is Jumbo (kort gezegd) van mening dat gevaarzetting eerst onrechtmatig is wanneer daardoor een ander wordt blootgesteld aan een groter risico dan onder de gegeven omstandigheden verantwoord is. Jumbo betoogt dat zij niet op de hoogte was en ook niet op de hoogte kon zijn van het gevaar dat op de voorband geplaatste artikelen (zoals flesjes) van het kassameubel af vallen doordat deze tegen de goederengeleider in het gedrang komen. Bovendien is het niet waarschijnlijk dat er lichamelijk letsel ontstaat doordat artikelen van de voorband af vallen, en behoefde zij niet bekend te zijn met dit zeer kleine risico, aldus Jumbo. Te dien aanzien geldt het volgende.
8. Het hof stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van handelen (of nalaten) in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, niet alleen moet worden gelet op de kans op schade, maar ook op de aard van de gedraging, de aard en de ernst van de eventuele schade en de bezwaarlijkheid en gebruikelijkheid van het treffen van voorzorgsmaatregelen. Niet reeds de enkele mogelijkheid van schade als verwezenlijking van aan een bepaald gedrag inherent gevaar doet dat gedrag onrechtmatig zijn. Zodanig gevaarscheppend gedrag is slechts onrechtmatig indien de mate van waarschijnlijkheid van schade als gevolg van dat gedrag zo groot is dat de betrokkene zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had behoren te onthouden (HR 7 april 2006, NJ 2006, 244). Mede gelet op deze maatstaf, oordeelt het hof als volgt.
9. [mevrouw] heeft als (primaire) feitelijke grondslag van haar vordering, in verband met een beroep op artikel 6:162 BW, gesteld dat het ongeval is veroorzaakt doordat een flesje Bacardi Breezer van het kassameubel af is gevallen als gevolg van het op elkaar lopen van boodschappen tegen de goederengeleider (en vervolgens op de stenen vloer kapot is gesprongen). Jumbo heeft deze feitelijke toedracht zowel in eerste aanleg als in appel gemotiveerd betwist. Het hof is van oordeel dat de feitelijke toedracht van het ongeval vooralsnog onvoldoende duidelijk is om, aan de hand van de in rov. 8 vermelde maatstaf, tot een beslissing te kunnen komen omtrent de gestelde onrechtmatigheid. [mevrouw] dient de door haar (primair) gestelde feitelijke toedracht dan ook te bewijzen. Dit betekent dat [mevrouw] (alsnog) bewijs dient te leveren van haar stelling dat het ongeval is ontstaan doordat het betrokken flesje Bacardi Breezer van het kassameubel af is gevallen als gevolg van het (op de voorband) op elkaar lopen van boodschappen tegen de goederengeleider.
10. Bovendien heeft Jumbo in beide instanties gemotiveerd betwist dat, ook al zou het ongeval zijn ontstaan doordat het betrokken flesje van het kassameubel af is gevallen zoals in de vorige rechtsoverweging is omschreven, Jumbo niet bekend was of bekend had moeten zijn met dit specifieke risico. Volgens Jumbo komt het in de praktijk slechts voor dat artikelen (zoals flessen) aan het begin van de voorband (en dus niet ter hoogte van de goederengeleider) van het kassameubel af vallen, wanneer klanten deze niet goed op de band hebben geplaatst. Jumbo heeft bovendien, ter onderbouwing van dit verweer, gesteld dat het kassameubel op zich deugdelijk is (hetgeen door [mevrouw] wordt erkend) en dat voorts noch in de gebruikershandleiding van de leverancier van het meubel noch in de vigerende veiligheidsvoorschriften op enigerlei wijze wordt gewezen op een dergelijk specifiek risico (memorie van grieven sub 40). Jumbo stelt bovendien dat in de geldende brancheaanbevelingen ter zake van het voorkomen van ongevallen evenmin eisen worden gesteld in verband met bedoeld risico (memorie van grieven sub 45). Gelet op deze gemotiveerde betwisting, dient [mevrouw] overeenkomstig haar bewijsaanbod (memorie van antwoord sub 77) te bewijzen dat Jumbo ten tijde van het ongeval kennis droeg of kennis had moeten dragen van het specifieke risico dat artikelen als flesjes van het kassameubel af vallen door het (op de voorband) op elkaar lopen van boodschappen tegen de goederengeleider.
11. Indien [mevrouw] slaagt in de bovenvermelde bewijsopdrachten, is het hof - mede gelet op de bovengenoemde maatstaf - van oordeel dat Jumbo een aan haar toerekenbare onrechtmatige daad heeft gepleegd door geen adequate voorzorgsmaatregelen te nemen ter voorkoming van ongevallen als het onderhavige. Van algemene bekendheid mag namelijk worden verondersteld dat flesjes die van ongeveer een meter hoogte (de hoogte van de voorband van het kassameubel) op een stenen vloer kapot vallen, een kans op schade teweeg brengen, zowel zaakschade als letselschade, in verband met opspattende glasscherven. Naar algemene ervaringsregels moet de kans op dergelijke schade door opspattende glasscherven dermate reëel worden geacht, dat van Jumbo onder bepaalde omstandigheden (zie rov. 12) mag worden verlangd dat zij maatregelen neemt om de verwezenlijking van dit gevaar te voorkomen.
12. Indien Jumbo kennis droeg of had moeten dragen van het (gestelde) specifieke risico dat artikelen zoals flesjes van het kassameubel af vallen als gevolg van het op elkaar lopen van boodschappen tegen de goederengeleider, had van haar als professionele supermarktexploitant in redelijkheid mogen worden verwacht dat zij, in verband met het in de vorige rechtsoverweging bedoelde gevaar van opspattende glasscherven, maatregelen had genomen om de verwezenlijking van dit specifieke risico te voorkomen. In dit kader kent het hof eveneens betekenis toe aan de omstandigheid dat Jumbo haar klanten verplicht om de boodschappen (waaronder flesjes) op de voorband van het kassameubel te plaatsen, waardoor zij hen bij het afrekenen daarvan telkens aan het bedoelde risico, waarop zij in redelijkheid niet zelf bedacht behoeven te zijn, bloot stelt. Onweersproken is voorts dat een adequate voorzorgsmaatregel had kunnen zijn het bevestigen van een scherm ter hoogte van de goederengeleider, dan wel het plaatsen van een waarschuwingsbord met de aanwijzing om flessen neer te leggen op de voorband (in combinatie met het stoppen van de band telkens wanneer een klant een fles toch rechtop zet). Niet in geschil is, dat het nemen van dergelijke maatregelen voor Jumbo niet (te) bezwaarlijk was.
13. Overigens is het hof van oordeel dat het verweer van Jumbo als gebaseerd op de regeling van productenaansprakelijkheid (artikelen 6:185 e.v. jo. artikel 173 lid 2 BW) geen doel treft. Tussen partijen is namelijk niet in geschil dat het kassameubel op zich deugdelijk is. De vordering van [mevrouw] is (primair) gebaseerd op de stelling dat Jumbo, hoewel zij feitelijk op de hoogte was (of had moeten zijn) van het specifieke risico dat artikelen als flesjes van het kassameubel af vallen als gevolg van het (op de voorband) op elkaar lopen van boodschappen tegen de goederengeleider, geen adequate maatregelen heeft genomen om dit te voorkomen, hoewel zij daartoe gemakkelijk in staat was geweest. Dit concrete verwijt, dat is gegrond op gevaarzetting, richt zich naar haar aard niet tegen de producent van het kassameubel, maar tegen Jumbo in haar hoedanigheid van supermarktexploitant.
14. Tot slot zal het hof het door [mevrouw] gedane beroep op de zogeheten omkeringsregel ter zake van het oorzakelijk verband nog behandelen. Volgens [mevrouw] is het een gegeven dat Jumbo een gevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen en is het aan Jumbo om te bewijzen dat het onderhavige ongeval ook zou hebben plaatsgevonden indien zij in redelijkheid als effectief aan te merken veiligheidsmaatregelen had genomen om de verwezenlijking van dat gevaar te voorkomen. Dit betoog faalt reeds omdat [mevrouw] niet heeft gesteld en/of aannemelijk gemaakt dat Jumbo een (bepaalde) norm zou hebben geschonden die ertoe strekt een specifiek gevaar terzake van het ontstaan van schade bij een ander te voorkomen en dat dit gevaar door de schending van die norm in het algemeen in aanmerkelijke mate wordt vergroot.
15. Het hof zal voor zover nodig de overige stellingen over en weer in principaal appel, evenals (indien de daarvoor gestelde voorwaarde zal worden vervuld) het voorwaardelijk incidenteel appel, behandelen na de bewijsvoering.
Beslissing
Het hof,
in principaal appel:
- laat [mevrouw] toe door alle middelen rechtens te bewijzen dat:
a. het onderhavige ongeval is veroorzaakt doordat het betrokken flesje Bacardi Breezer van het kassameubel af is gevallen als gevolg van het (op de voorband) op elkaar lopen van boodschappen tegen de goederengeleider;
b. Jumbo ten tijde van het ongeval kennis droeg of kennis had behoren te dragen van het specifieke risico dat artikelen als flesjes van het kassameubel af vallen als gevolg van het (op de voorband) op elkaar lopen van boodschappen tegen de goederengeleider.
- bepaalt dat eventuele getuigenverhoren zullen plaatsvinden in het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te ’s-Gravenhage voor de raadsheer-commissaris mr. P.M. Verbeek op vrijdag 2 maart 2007 te 13.30 uur.
in principaal en voorwaardelijk incidenteel appel:
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.J.M.E. Arpeau, P.M. Verbeek en E.B. Rank-Berenschot, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 december 2006 in het bijzijn van de griffier.