ECLI:NL:GHSGR:2006:AV4508
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A.E. Mos-Verstraten
- A.J.M. Kaptein
- N.C. van Bellen
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van mishandeling van kinderen
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 24 januari 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Rotterdam. De verdachte was beschuldigd van het in hulpeloze toestand brengen van haar kinderen, wat zou neerkomen op het niet beschermen van hen tegen mishandeling door hun vader. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De tenlastelegging was gebaseerd op artikel 255 van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op het in gevaar brengen van een kind dat zich niet kan helpen. Het hof oordeelde dat de termen 'hulpeloze toestand' geen andere betekenis hebben dan die in het algemeen spraakgebruik. Het hof concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat zij opzettelijk haar kinderen in een hulpeloze toestand had gebracht of gelaten. Dit was vooral van toepassing op de kinderen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], voor wie geen bewijs was dat de verdachte hen in gevaar had gebracht. Voor [slachtoffer 3] was er wel bewijs van mishandeling door de vader, maar het hof oordeelde dat de verdachte niet eerder dan 24 november 2003 op de hoogte was van de mishandeling en dat zij niet had kunnen weten dat haar dochter in een hulpeloze toestand verkeerde. De verdachte had de signalen van mishandeling niet serieus genomen en vertrouwde op de verklaringen van haar echtgenoot. Het hof sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet kon worden vastgesteld dat zij opzettelijk had gehandeld. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht.