rolnummer 22-002754-04
parketnummer 10-100054-03
datum uitspraak 22 december 2005
VERSTEK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 8 maart 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 8 december 2005.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaren. Voorts is terzake van het onder 3 tenlastegelegde bepaald dat aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Ter terechtzitting in eerste aanleg van 23 februari 2004 heeft de verdachte verklaard dat hij tijdens een ruzie in de auto een klap heeft gekregen van de andere inzittende, te weten [naam], waarna hij de controle over het stuur heeft verloren.
Voorzover de verdachte hiermee heeft bedoeld te betogen dat het ontstaan van het verkeersongeval (mede) is veroorzaakt door het gedrag van de inzittende [naam], gaat het hof aan dit betoog voorbij, nu deze door de verdachte gestelde toedracht mede aan de hand van de verklaringen van die inzittende onaannemelijk is gebleven.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1 primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, terwijl degene die schuldig is aan dit feit, verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en terwijl dit feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden
en
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, terwijl degene die schuldig is aan dit feit, verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en terwijl dit feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;
2:
Overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994;
3:
Overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte terzake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal terzake van het onder 3 tenlastegelegde geconcludeerd tot schuldigverklaring van de verdachte zonder oplegging van een straf of maatregel.
Het hof heeft de op te leggen straffen en bijkomende straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich als bestuurder van een personenauto onder invloed van een grote hoeveelheid alcoholhoudende drank en met onverantwoord hoge snelheid schuldig gemaakt aan hoogst roekeloos rijgedrag, dat heeft geresulteerd in een aanrijding met twee fietsers. Tengevolge van die aanrijding is één van de slachtoffers, te weten [slachtoffer1], gedood, en is zijn echtgenote
[slachtoffer2] zwaar gewond geraakt. Dit is een schokkend feit, waardoor het slachtoffer [slachtoffer1] van zijn hoogste rechtsgoed - het leven - is beroofd en zijn nabestaanden onzegbaar leed is aangedaan.
Vervolgens heeft de verdachte de plaats van het ongeval verlaten, zonder zich om de slachtoffers te bekommeren. Het hof rekent de verdachte ook dit feit zwaar aan. Voorts is komen vast te staan dat de verdachte ten tijde van het plegen van deze feiten niet in het bezit was van een rijbewijs.
Uit de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, leidt het hof af dat de verdachte geen enkel verantwoordelijkheidsgevoel ten opzichte van zijn medeweggebruikers heeft getoond. Door zijn hoogst onverantwoorde handelwijze zien het overlevende slachtoffer en de nabestaanden van het dodelijk slachtoffer zich geconfronteerd met de onuitwisbare gevolgen.
Het hof is dan ook van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden is.
Daarnaast acht het hof - ter beveiliging van het verkeer - een langdurige ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op zijn plaats.
Naar het oordeel van het hof komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de vordering van de advocaat-generaal.
Het is op deze grond dat het hof terzake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een langere ontzegging van de rijbevoegdheid zal opleggen dan gevorderd en aan de verdachte terzake van het onder 3 bewezenverklaarde een geldboete zal opleggen van na te melden hoogte.
Bij de vaststelling van de geldboete is - voorzover mogelijk - rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 107, 175, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair,
2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte terzake van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte voorts terzake van het onder 1 primair bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van in totaal 6 (zes) jaren, met dien verstande dat terzake van het in de betreffende kwalificatie eerstgenoemde feit de ontzegging vier jaren bedraagt en de ontzegging terzake van het in de betreffende kwalificatie laatstgenoemde feit twee jaren bedraagt.
Veroordeelt de verdachte terzake van het onder 3 tenlastegelegde tot het betalen van een geldboete van
EUR 500,00 (vijfhonderd Euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
10 (tien) dagen.
Dit arrest is gewezen door mrs. Ritter, Van Boven en Kramer, in bijzijn van de griffier mr. Schmidt-Fries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 december 2005.