ECLI:NL:GHSGR:2005:AU3109
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Otto Engel
- Rechtspraak.nl
Hof verwerpt standpunten belanghebbende over rentelast in rekening-courantverhouding met BV
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 26 juli 2005 uitspraak gedaan in het geschil tussen belanghebbende, een directeur-grootaandeelhouder van een besloten vennootschap (BV), en de Inspecteur van de Belastingdienst. De kern van het geschil betreft de vraag of een rentelast van € 5.736, die voortvloeit uit een rekening-courantverhouding tussen belanghebbende en de BV, in aanmerking kan worden genomen bij de vaststelling van het belastbaar inkomen uit werk en woning. Belanghebbende stelt dat hij als ondernemer moet worden aangemerkt voor de inkomstenbelasting en dat de rentelast moet worden beschouwd als een negatief inkomensbestanddeel. De Inspecteur heeft deze rentelast echter buiten beschouwing gelaten bij de aanslag, wat leidde tot het geschil.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 juli 2005 heeft belanghebbende zijn standpunten toegelicht, waarbij hij zich beroept op de goedkeuring van de staatssecretaris van Financiën en verwijst naar relevante wetgeving, zoals artikel 3.92 van de Wet IB 2001. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de werkzaamheden van belanghebbende voor de BV niet kunnen worden aangemerkt als een onderneming in de zin van de Wet IB 2001. Het Hof concludeert dat de rentelast niet kan worden gerekend tot het ondernemingsresultaat, omdat deze niet is besteed voor ondernemingsdoeleinden.
Het Hof heeft ook het beroep van belanghebbende op de goedkeuring van de staatssecretaris verworpen, omdat deze goedkeuring betrekking heeft op situaties waarin de belanghebbende een vordering op de BV heeft, en niet op een schuld. Uiteindelijk heeft het Hof het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, zonder termen aanwezig te achten voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is vastgesteld door mr. Engel en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.