ECLI:NL:GHSGR:2005:AT7751

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/375
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verval van instantie en overgangsrecht in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, betreft het een hoger beroep van Woonstichting Jutphaas, rechtsopvolger van Woningbouwvereniging Jutphaas, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank te Utrecht. De zaak draait om de vraag of de vordering tot verval van instantie kan worden toegewezen, waarbij de toepassing van het recht dat gold vóór of na de inwerkingtreding van de wijziging van het recht met betrekking tot verval van instantie op 1 januari 2002 centraal staat. Het hof overweegt dat op de datum van inwerkingtreding de zaak nog niet aanhangig was bij het gerechtshof, waardoor het nieuwe recht van toepassing is. Jutphaas had een memorie na verwijzing genomen, wat betekent dat er geen roldatum hoeft te worden bepaald voor een laatste uitstel. Het hof beslist dat de vordering tot verval van instantie niet meer behandeld hoeft te worden en bepaalt een datum voor de hoofdzaak om opnieuw ter rolle te worden uitgeroepen. De uitspraak is gedaan op 16 juni 2005, waarbij de betrokken rechters aanwezig waren en de griffier de uitspraak heeft vastgelegd.

Uitspraak

Uitspraak: 16 juni 2005
Rolnummer: 05/375
Rolnr. Hoge Raad: C00/163 HR
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
WOONSTICHTING JUTPHAAS, rechtsopvolger van WONINGBOUWVERENIGING JUTPHAAS,
gevestigd te Nieuwegein,
appellante in de hoofdzaak,
gedaagde in het incident,
hierna te noemen: Jutphaas,
procureur: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
tegen
GEÏNTIMEERDE,
wonende te X,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
hierna te noemen: Geïntimeerde,
procureur: mr. E. Grabandt.
Het geding
Bij exploot van 17 februari 1999 is Jutphaas in hoger beroep gekomen van de vonnissen van 16 april 1997 en 18 november 1998, door de rechtbank te Utrecht gewezen tussen partijen.
Bij arrest van 3 februari 2000 heeft het gerechtshof te Amsterdam het vonnis van 16 april 1997 bekrachtigd en het vonnis van 18 november 1998 vernietigd en de door Geïntimeerde ingestelde vordering afgewezen.
Bij arrest van 8 maart 2002 heeft de Hoge Raad het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 3 februari 2000 vernietigd en de zaak ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar het gerechtshof te ’s-Gravenhage.
Bij exploot van 9 maart 2005 heeft Geïntimeerde Jutphaas opgeroepen en in het incident verval van instantie gevorderd.
Jutphaas heeft een memorie na verwijzing door de Hoge Raad tevens akte in het incident tot verval van instantie genomen.
Geïntimeerde heeft een antwoordakte in het incident tot verval van instantie genomen.
Jutphaas heeft een akte bij wege van dupliek in het incident tot verval van instantie genomen.
Ten slotte hebben partijen de processtukken gefourneerd en arrest in het incident gevraagd. Geïntimeerde heeft slechts de processtukken in het incident gefourneerd.
De beoordeling van het incident
1. Geïntimeerde heeft verval van instantie gevorderd. Jutphaas heeft de vordering bestreden. Partijen verschillen van mening of op deze vordering het vóór 1 januari 2002 geldende recht, dan wel het vanaf 1 januari 2002 geldende recht van toepassing is.
2. Het hof overweegt het volgende. De wet waarbij het recht met betrekking tot verval van instantie is gewijzigd (Stb. 2001,580), is op 1 januari 2002 in werking getreden. De overgangsbepaling van de wet waarbij het recht met betrekking tot verval van instantie is gewijzigd, luidt als volgt:
“artikel VII lid 1
Ten aanzien van de verdere behandeling door een kantongerecht, een arrondissementsrechtbank, een gerechtshof of de Hoge Raad van zaken die op de datum van inwerkingtreding van deze wet aanhangig zijn, blijft het recht zoals het gold voor de datum van inwerkingtreding van deze wet van toepassing.”
3. Vast staat dat op 1 januari 2002 de zaak nog niet aanhangig was bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage. Dit betekent, dat op de vordering tot verval van instantie het vanaf 1 januari 2002 geldende recht van toepassing is.
4. Weliswaar is langer dan twaalf maanden geen proceshandeling verricht, maar inmiddels heeft Jutphaas een memorie na verwijzing genomen. Daarom behoeft geen roldatum te worden bepaald waarop Jutphaas een laatste uitstel kan vragen of Geïntimeerde verval van instantie kan vorderen. De vordering tot verval van instantie behoeft niet meer te worden behandeld.
5. Het hof zal een datum bepalen waarop de hoofdzaak weer ter rolle wordt uitgeroepen.
De beslissing in het incident
Het hof:
bepaalt dat de hoofdzaak weer wordt uitgeroepen ter rolle van donderdag 21 juli 2005, waarbij Geïntimeerde aan het woord is voor het nemen van een memorie na verwijzing;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M.E. In ’t Velt-Meijer, E.J. van Sandick en A.A. Schuering en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juni 2005 in aanwezigheid van de griffier.